ECLI:NL:GHARL:2021:8684

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 september 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
200.294.070
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor in civiele huurovereenkomst geschil

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekster, Vago Barneveld B.V., had het hof verzocht om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten in het kader van een geschil met Ormco B.V. over de totstandkoming van een huurovereenkomst. Vago stelde dat zij bewijs wilde verzamelen voor haar stelling dat er een huurovereenkomst tot stand was gekomen, dan wel dat Ormco onrechtmatig had gehandeld door de onderhandelingen af te breken. Het hof oordeelde echter dat Vago onvoldoende concrete feiten en omstandigheden had aangedragen die relevant waren voor de beslissing in de hoofdzaak. Het hof wees het verzoek af, omdat Vago niet duidelijk had gemaakt welke specifieke feiten zij met het getuigenverhoor wilde bewijzen en hoe de getuigen daarbij konden bijdragen aan het onderzoek. Het hof concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke eisen en veroordeelde Vago in de proceskosten van Ormco, vastgesteld op € 2.228. De beschikking is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.294.070
beschikking van 14 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vago Barneveld B.V.,
gevestigd te Barneveld,
verzoekster,
hierna: Vago,
advocaat: mr. F.H.J. van Schoonhoven,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ormco B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
verweerster,
hierna: Ormco,
advocaat: mr. M.R. Oranje.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen op 10 mei 2021 bij de griffie van het hof, heeft Vago het hof verzocht een voorlopig getuigenverhoor te bevelen.
1.2.
Op 6 augustus 2021 is het verweerschrift met bijlagen van Ormco bij de griffie van het hof binnengekomen.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 18 augustus 2021 plaatsgevonden, bij welke gelegenheid partijen hun standpunten hebben laten toelichten door hun advocaten. Partijen hebben daarbij spreekaantekeningen in het geding gebracht. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

2.De motivering van de beslissing

2.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende. Bij dit hof is de hoofdzaak tussen partijen aanhangig onder zaaknummer: 200.294.070. In de hoofdzaak is in geschil of er na onderhandelingen een (onvoorwaardelijke) huurovereenkomst tot stand is gekomen tussen Vago als verhuurder en Ormco als huurder, althans – indien er geen huurovereenkomst tot stand is gekomen – of er sprake is van het onrechtmatig afbreken van vergevorderde onderhandelingen.
2.2.
Vago heeft bij de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, primair een verklaring voor recht gevorderd dat een huurovereenkomst is ontstaan en Ormco is tekortgeschoten en subsidiair een verklaring voor recht dat Ormco door het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar en in strijd met de precontractuele goede trouw heeft gehandeld. Vago heeft voorts zowel primair als subsidiair een verklaring voor recht gevorderd dat Ormco aansprakelijk is voor alle geleden en nog te lijden schade en een voorschot op de schade gevorderd.
2.3.
Tijdens de hoofdzaak heeft Vago de kantonrechter op 12 augustus 2020 verzocht een voorlopig getuigenverhoor (artikel 186 e.v. Rv) te gelasten. Bij vonnis van 16 december 2020 heeft de kantonrechter de vorderingen van Vago in de hoofdzaak afgewezen. De kantonrechter heeft in de kern geoordeeld dat Vago heeft onderhandeld in de wetenschap dat de totstandkoming van de overeenkomst afhankelijk was gesteld van een voorbehoud van goedkeuring van het hoofdkwartier van Ormco in de Verenigde Staten en dat het voorbehoud niet is vervuld. Vago is op 12 maart 2021 van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij beschikking van 30 maart 2021 heeft de kantonrechter het verzoek van Vago tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen, omdat in de hoofdzaak reeds een einduitspraak was gedaan en het verzoek daardoor achterhaald was. Vago heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de beschikking.
2.4.
Vago heeft het hof in deze procedure verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Vago wenst (aanvullend) bewijs te verzamelen voor haar stelling dat een huurovereenkomst tot stand is gekomen, dan wel dat Ormco niet meer gerechtigd was de onderhandelingen af te breken zonder schadeplichtig te worden. Het verzoek van Vago ziet op het horen van 19 getuigen, waarvan 15 getuigen in Nederland woonachtig zijn en vier in het buitenland. Vago wenst volgens haar verzoekschrift ‘opheldering en verduidelijking’ met betrekking tot de hiernavolgende onderwerpen:
de rol van het bestuur van Ormco en de wijze waarop het bestuur continu werd geïnformeerd en op de hoogte werd gehouden van de voortgang in de contractonderhandelingen/executiehandelingen;
de aard en omvang van de 'internal approval' die [betrokkene1] had van het bestuur van Ormco;
het verloop van het gehele onderhandelingsproces tussen partijen en betrokken adviseurs in relatie tot de in de dagvaarding genoemde feiten en omstandigheden;
e aard en achtergrond van de (executie)handelingen door partijen en hun adviseurs;
de rol en schriftelijke verklaring van [betrokkene2] ;
de rol en schriftelijke verklaring van [betrokkene1] ;
het verloop van de laatste bespreking d.d. 6 juni 2019 (inclusief het voor- en natraject van deze bespreking) en hetgeen aldaar gezegd is en
de essentialia van de huurovereenkomst.
2.5.
Ormco heeft verweer gevoerd. Ormco voert aan dat Vago niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor. Vago had tegen de afwijzende beschikking van de kantonrechter van 30 maart 2021 hoger beroep moeten instellen. Daarnaast was de rechtbank volgens Ormco ten tijde van de indiening van het verzoekschrift op 7 mei 2021 nog de bevoegde instantie om het verzoek te behandelen, nu Vago op die datum in de hoofdzaak weliswaar de appeldagvaarding had uitgebracht, maar de zaak nog niet bij het hof had aangebracht.
2.6.
Ormco voert voorts het verweer dat Vago misbruik maakt van bevoegdheid. Vago heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welke concrete en relevante feiten en omstandigheden zij nog niet bewezen acht en waarvoor het voorlopig getuigenverhoor de geëigende weg zou zijn om deze te bewijzen. Daarnaast maakt zij niet duidelijk hoe de afzonderlijke getuigen kunnen bijdragen aan een onderzoek naar de door Vago gestelde feiten. Tot slot acht Ormco het verzoek van Vago in strijd met de goede procesorde omdat de hoofdzaak reeds aanhangig is bij het hof, de grieven al zijn genomen en het hof in die zaak kan beoordelen of Vago in de gelegenheid moet worden gesteld haar stellingen te bewijzen.
2.7.
Het hof overweegt het volgende.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van Vago
2.8.
Het meest verstrekkende verweer van Ormco ziet op de ontvankelijkheid van Vago in haar verzoek.
2.9.
Het hof oordeelt dat Vago ontvankelijk is in haar verzoek. Op grond van artikel 186 Rv in samenhang met artikel 166 Rv, gelast de rechter een voorlopig getuigenverhoor zo vaak als een partij daarom verzoekt. Het stond Vago daarom vrij een nieuw verzoek in te dienen; zij hoefde geen hoger beroep in te stellen tegen de afwijzende beschikking van de kantonrechter. Daarnaast gaat ook het tweede argument van Ormco, dat de hoofdzaak nog niet bij het hof aanhangig was en de rechtbank daarom op dat moment de bevoegde instantie was, niet op. Met het uitbrengen van de appeldagvaarding was de procedure in hoger beroep op grond van artikel 125 Rv bij het hof aanhangig. Vago is dus ontvankelijk in haar verzoek.
De inhoudelijke beoordeling
2.10.
Bij de inhoudelijke beoordeling van het verzoekschrift van Vago stelt het hof voorop dat een verzoekster tot een voorlopig getuigenverhoor ingevolge artikel 187 lid 3, aanhef en onder a en b, Rv in haar verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering dient te vermelden, en de feiten of rechten die zij wil bewijzen. Dit dient zij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden en voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. [1] Voorts geldt dat, zo nodig, ook duidelijk dient te worden gemaakt waarom de te horen getuigen hierover (mogelijk) kunnen verklaren. [2]
Onvoldoende concreet en relevant
2.11.
Vago heeft in haar verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende duidelijk gemaakt welke concrete relevante feiten en omstandigheden zij nog niet bewezen acht, die zouden kunnen leiden tot een beslissing in de hoofdzaak en waarvoor het middel van een voorlopig getuigenverhoor de geëigende weg zou zijn om te bezien of deze feiten bewezen kunnen worden. Vago heeft in haar feitenrelaas weliswaar een bepaalde gang van zaken opgesomd, maar laat na concrete feiten te stellen – die door Ormco betwist worden – die zij met een voorlopig getuigenverhoor wenst te bewijzen en die kunnen leiden tot de conclusie dat partijen niet onder een voorbehoud van goedkeuring onderhandelden, althans dat het voorbehoud was vervuld of als vervuld moest gelden. Ook uit de onder nummer 2.4. genoemde onderwerpen kan het hof geen voldoende concrete feiten en omstandigheden afleiden die Vago wenst te bewijzen die relevant zijn voor de beslissing in de hoofdzaak. Vago stelt enkel ‘opheldering en verduidelijking’ te willen over de onder 2.4. genoemde onderwerpen. Welke (betwiste) feiten zij met het voorlopig getuigenverhoor omtrent de betreffende onderwerpen wenst te bewijzen, welke getuige zij over welk onderwerp wenst te horen en op welke wijze het grote aantal te horen getuigen kan bijdragen aan het onderzoek, specificeert zij niet. Daarbij komt dat er al verklaringen van de belangrijkste betrokkenen in het dossier aanwezig zijn, zodat van Vago verwacht mocht worden dat zij duidelijk zou maken waarom de te horen getuigen hierover (meer en anders) kunnen verklaren.
2.12.
Gelet op het voorgaande voldoet het verzoek van Vago niet aan de in de wet gestelde eisen voor toewijzing daarvan. Het verzoek van Vago zal dan ook worden afgewezen.
Ten overvloede
2.13.
Het hof overweegt ten overvloede dat de inhoudelijke behandeling van de hoofdzaak nog moet plaatsvinden en zij met dit oordeel niet vooruitloopt op enige (bewijs)beslissing in de hoofdzaak.
Proceskosten
2.14.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal Vago in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten voor deze procedure aan de zijde van Ormco zullen worden vastgesteld op € 2.228 aan salaris advocaat (2 procespunten x appeltarief II).

3.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van Vago tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor af;
veroordeelt Vago in de kosten het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Ormco vastgesteld op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Th.C.M. Willemse, H.L. Wattel en C.M.E. Lagarde, en is in het openbaar uitgesproken op 14 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.onder meer HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250, rov. 4.2.2.
2.HR 7 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1433.