In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardevaststelling van een kinderdagverblijf onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De belanghebbende, Stichting [X] [Z], was in beroep gegaan tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op € 1.013.000 voor het jaar 2019. De heffingsambtenaar van de gemeente Overbetuwe had deze waarde vastgesteld op basis van de Wet WOZ, waarbij ook een onroerendezaakbelasting was opgelegd. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met een functioneel gebrek, namelijk de afwezigheid van airconditioning in het gebouw.
Tijdens de zitting, die digitaal plaatsvond, heeft de belanghebbende haar beroepsgronden met betrekking tot de vervangingswaarde laten varen en een lagere waarde van € 854.000 bepleit. Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde, en dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft geleverd voor de vastgestelde restwaarde. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat er sprake was van een functioneel gebrek dat de waarde zou beïnvloeden. De heffingsambtenaar had de waarde voldoende onderbouwd met marktgegevens en de belanghebbende had niet voldaan aan de bewijslast voor haar stellingen.
Uiteindelijk heeft het Hof het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.