ECLI:NL:GHARL:2021:7351

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 augustus 2021
Publicatiedatum
3 augustus 2021
Zaaknummer
20/00727
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslag begraafplaatsrechten en onderhoudskosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 25 mei 2020 de aanslag voor begraafplaatsrechten en onderhoudskosten voor het jaar 2019 heeft gehandhaafd. De heffingsambtenaar van het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn had aan belanghebbende een aanslag opgelegd van € 126 voor onderhoudskosten van een particulier urnengraf. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die de uitspraak van de heffingsambtenaar heeft bevestigd.

Tijdens de zitting op 21 juli 2021 heeft belanghebbende, vergezeld door zijn gemachtigde, mr. [naam1], via beeldbellen deelgenomen. De heffingsambtenaar was vertegenwoordigd door mr. [naam2]. Belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de aanslag en voerde aan dat er geen onderhoud was gepleegd, en dat de aanslag ten onrechte was opgelegd. Het Hof heeft vastgesteld dat de aanslag in beginsel terecht was opgelegd, maar dat de hoogte van de aanslag niet correct was, aangezien de tarieven in de verordening waren gewijzigd. Het Hof heeft de aanslag verlaagd tot € 121 en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

De uitspraak van het Hof is gedaan op 3 augustus 2021 en is openbaar uitgesproken. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 374. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank en de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar vernietigd, en de aanslag verminderd tot het juiste bedrag.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 20/00727
uitspraakdatum: 3 augustus 2021
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 25 mei 2020, nummer AWB 19/1413, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus-Tricijn(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag begraafplaatsrechten (jaarlijks onderhoud particulier (urnen)graf (hierna: onderhoudsrecht)) voor het jaar 2019 opgelegd van € 126.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Overijssel (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juli 2021. Belanghebbende heeft, vergezeld door zijn gemachtigde, mr. [naam1] , op eigen verzoek via beeldbellen deelgenomen aan deze zitting. Namens de heffingsambtenaar was aanwezig mr. [naam2] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Bij brief van 24 februari 2016 van de afdeling burgerzaken van de gemeente Zwolle is belanghebbende geïnformeerd over de mogelijkheid om het op zijn naam geregistreerde grafrecht inzake het graf met nummer [nummer] (hierna: het graf) te verlengen of te beëindigen. In de brief is (voor zover relevant) onder meer opgenomen:
“(…)
Kosten
U betaalt voor het verlengen van het grafrecht eenmalig € 678,-. Daarnaast betaalt u kosten voor het onderhoud van het graf en de begraafplaats. U betaalt deze onderhoudskosten jaarlijks of u kunt dit in één keer afkopen.
Voor het jaarlijks betalen van het onderhoud ontvangt u elk jaar in februari een rekening. De totale kosten bedragen voor een periode van 10 jaar dan € 678 + elk jaar het jaarbedrag voor het onderhoud. Voor 2016 is het jaarbedrag vastgesteld op € 115,-.
Als u kiest voor het afkopen van de onderhoudsrechten voor een periode van 10 jaar, betaalt u hiervoor € 998,-. De totale kosten (voor 10 jaar) bedragen € 1.676,- (€ 678 + 998,-).
(…)
Antwoordformulier
Op het bijgevoegde antwoordformulier kunt u uw keuze aangeven. Wij verzoeken u het antwoordformulier uiterlijk 4 weken na dagtekening van de brief ondertekend terug te sturen.
(…)”
2.2.
Naar aanleiding van de onder 2.1. genoemde brief heeft belanghebbende op 11 maart 2016 een e-mail naar de gemeente gestuurd waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“(…)
Overleg met mijn advocaat leerde, dat kwijtschelding grafrechten waarschijnlijk niet tot de mogelijkheden behoort, (al zou ruimen na 11 jaar grafrust wel heel snel zijn; is er een hardheidsclausule van kracht?) maar kwijtschelding van onderhoudskosten wel mogelijk is. Graag verneem ik van u hoe en waar ik kwijtschelding aanvraag voor de onderhoudskosten en wat de mogelijkheden zijn om de grafrechten gespreid te betalen. (€ 678,- over 10 jaar is te overzien) En uiteraard hoe en waar ik een betalingsregeling kan afspreken.
(…)”
2.3.
Belanghebbende heeft op het daartoe bestemde formulier (ondertekend 22 maart 2016) bij de gemeente Zwolle aangegeven dat hij het grafrecht van het graf wil verlengen voor een periode van tien jaar en daarbij het onderhoudsrecht wil afkopen. Belanghebbende heeft op het formulier (handgeschreven) aangegeven dat hij een betalingsregeling wil en dat hij bij GBLT kwijtschelding heeft aangevraagd.
2.4.
[naam3] , belastingdeurwaarder van de gemeente Zwolle (hierna: de belastingdeurwaarder) heeft belanghebbende per e-mail van 12 januari 2017 geïnformeerd dat er nog een vordering openstaat. In deze email is (voor zover relevant) onder meer het volgende opgenomen:
“(…)
Wij hebben nog steeds een vordering openstaan van u voor een bedrag van € 678,00.
Dit betreft huur van graf [nummer] op [naam4] voor een periode van 10 jaar.
(…)”

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de aanslag onderhoudsrechten terecht aan belanghebbende is opgelegd. Verder is in geschil of de heffingsambtenaar bij het doen van uitspraak op bezwaar het motiveringsbeginsel heeft geschonden.

4.Beoordeling van het geschil

Beroep op betalingsonmacht griffierechten
4.1.
Belanghebbende heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht griffierechten. Dit verzoek is bij voorlopige beslissing van 5 januari 2021 door de griffier van het Hof afgewezen. Belanghebbende heeft op 30 december 2020 het verschuldigde griffierecht voldaan.
4.2.
Uit de door belanghebbende verstrekte inkomensgegevens volgt dat zijn maandelijks netto-inkomen tijdens de toetsperiode hoger is dan 90% van een maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande [1] . Gelet daarop wordt het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
Is de aanslag onderhoudsrechten terecht aan belanghebbende opgelegd?
4.3.
Op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet mogen gemeenten rechten heffen ter zake van, onder meer, het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
4.4.
Volgens artikel 1 van de Verordening begraafplaatsrechten 2019 van de gemeente Zwolle [2] worden, onder de naam begraafplaatsrechten, rechten geheven voor het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen en voor het aldaar verrichten van diensten. De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag, dan wel ten behoeve van wie, de dienst wordt verricht. De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven opgenomen in een bij de verordening behorende tarieventabel. De rechten worden geheven bij wege van aanslag of factuur. Uit de Verordening gemeentelijke begraafplaatsen Zwolle 2014 [3] (hierna: de verordening) volgt dat afzonderlijk rechten worden geheven voor het verkrijgen of verlengen van het uitsluitend recht (grafrecht) enerzijds en het onderhoud van het graf (onderhoudsrecht) anderzijds. Uit artikel 27 van de verordening volgt dat de rechthebbende of belanghebbende verplicht is het gedenkteken behoorlijk te onderhouden of te herstellen. Het door de gemeente te verrichten onderhoud is geregeld in artikel 29 van de verordening waarin is bepaald (voor zover relevant):
1. Het college zorgt voor:
 het algemene onderhoud van de begraafplaats, waaronder begrepen het schoonhouden van de urnenmuur en galerij ten behoeve van de galerijgraven;
 aanplanten van een graf;
 het onderhoud van deze aangebrachte beplanting;
 het vervangen van de beplanting;
 een behoorlijke ligging en stand van het gedenkteken.
2. Voor de genoemde zorg wordt van de rechthebbende of belanghebbende jaarlijks een onderhoudsrecht geheven.
3. Bij de uitgifte of verlenging van het uitsluitend recht is de rechthebbende verplicht de onderhoudsrechten voor een zelfde periode af te kopen, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
4. (…)”
4.5.
Uit artikel 29, derde lid van de verordening volgt dat de rechthebbende verplicht is het jaarlijks onderhoudsrecht af te kopen voor de periode waarvoor het uitsluitend recht (grafrecht) wordt verlengd, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Kennelijk heeft de heffingsambtenaar in de e-mail van belanghebbende van 11 maart 2016 (2.2) en de handgeschreven opmerking op het antwoordformulier (2.3) zwaarwichtige redenen gezien. De heffingsambtenaar was op grond van de verordening dan ook gerechtigd jaarlijks een aanslag onderhoudsrechten op te leggen, zodat de aanslag voor het jaar 2019 in beginsel terecht aan belanghebbende is opgelegd.
4.6.
In zoverre belanghebbende betoogt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd omdat er al een aanslag voor het onderhoud zou zijn opgelegd, volgt het Hof hem daarin niet. Anders dan waarvan belanghebbende kennelijk uitgaat, is de brief van de gemeente Zwolle (2.1) namelijk geen aanslag maar slechts een uitnodiging om aan te geven of belanghebbende het grafrecht en onderhoudsrecht voor het graf wenste te verlengen, en zo ja, hoe hij deze rechten wenste te betalen. Uit de verder door belanghebbende overgelegde stukken volgt evenmin dat al eerder een aanslag is opgelegd voor het afkopen van de onderhoudsrechten voor een periode van tien jaar. Het Hof is verder van oordeel dat de onder 2.2 genoemde e-mail geen aanknopingspunten biedt voor het standpunt van belanghebbende dat hij in redelijkheid ervan mocht uitgaan dat voor het onderhoud jaarlijks niet langer een aparte aanslag zou worden opgelegd. Het Hof wijst in dit kader op de onder 2.4 genoemde e-mail waaruit duidelijk blijkt dat de openstaande vordering van de gemeente slechts het grafrecht (de huur van het graf) van € 678 betrof en niet mede het onderhoudsrecht.
4.7.
Wat betreft het standpunt van belanghebbende dat de aanslag niet mocht worden opgelegd omdat er geen onderhoud is gepleegd, geldt het volgende. Uit artikel 27 van de verordening gemeentelijke begraafplaatsen volgt dat de rechthebbende zelf verplicht is het gedenkteken behoorlijk te onderhouden. Het verschuldigde onderhoudsrecht ziet dus niet op het onderhoud van het gedenkteken zelf. Daarnaast volgt uit artikel 29, eerste lid van de verordening gemeentelijke begraafplaatsen dat het onderhoud mede omvat het algemene onderhoud van de begraafplaats. Belanghebbende heeft niet voldoende gemotiveerd betwist dat het algemene onderhoud van de begraafplaats heeft plaatsgevonden. De enkele omstandigheid dat sprake is van een natuurbegraafplaats betekent immers niet dat daarmee de begraafplaats geheel onderhoudsvrij is beheerd. Dat de op het graf aangebrachte beplanting niet zou zijn onderhouden of vervangen, zoals belanghebbende heeft gesteld, maakt op zichzelf evenmin dat geen onderhoudsrecht verschuldigd is. Het standpunt van belanghebbende moet dus worden afgewezen.
4.8.
Het Hof merkt ten slotte nog op dat bij verordening van 21 februari 2019 de tarieventabel behorende bij de verordening begraafplaatsrechten 2019 is gewijzigd [4] . Het onderhoudsrecht voor het onderhouden van een particulier (urnen)graf is daarbij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 vastgesteld op € 121 in plaats van € 126. De aanslag is aldus naar een te hoog bedrag vastgesteld. Het hoger beroep is dus gegrond.
Heeft de heffingsambtenaar het motiveringsbeginsel geschonden?
4.9.
Gelet op artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient een beslissing op bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Een onjuiste of gebrekkige motivering van de uitspraak op bezwaar leidt niet tot vernietiging van die uitspraak. Het gaat uiteindelijk om de vraag of de aanslag naar het juiste bedrag is vastgesteld. Voor zover de inspecteur dit onvoldoende zou hebben gemotiveerd in de uitspraak op bezwaar, zorgt de rechter in zijn uitspraak voor voldoende motivering van zijn oordeel in het geval hij meent dat de aanslag juist is vastgesteld.
4.10.
Aan belanghebbende kan worden toegegeven dat de motivering van de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar summier is. Naar het oordeel van het Hof is de motivering echter niet dusdanig gebrekkig dat dit zelfstandig moet leiden tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft voldoende inzicht heeft gegeven in de grondslag voor het opleggen van de aanslag.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ter zake van het beroep en het hoger beroep te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken. Nu belanghebbende zelf het hogerberoepschrift heeft opgesteld en ingediend, worden slechts de kosten voor het bijwonen van de zitting door de gemachtigde in aanmerking genomen. Overige kosten die voor vergoeding in aanmerking komen zijn niet gesteld.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 374 voor de kosten in hoger beroep (1 punt (bijwonen zitting)  wegingsfactor 0,5  € 748). Het Hof is van oordeel dat, gelet op het belang en de beperkte ingewikkeldheid van de zaak, een wegingsfactor van 0,5 passend is.

6.Beslissing

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– vernietigt de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar,
– vermindert de aanslag tot € 121,
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 374,
– gelast dat de heffingsambtenaar aan belanghebbende de betaalde griffierechten vergoedt, te weten € 47 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 131 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing is op 3 augustus 2021 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak De voorzitter,
te ondertekenen.
(T.H.J. Verhagen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 augustus 2021
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Zie HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354
2.Gemeentelijke verordening vastgesteld op 17 december 2018, gepubliceerd in Gemeenteblad 2018, nr. 263968, beschikbaar via
3.Gemeentelijke verordening vastgesteld op 8 september 2014, gepubliceerd in Gemeenteblad 2014, nr. 55729, beschikbaar via
4.Overeenkomstig de bij verordening vastgestelde nieuwe tarieventabel behorende bij de Verordening Begraafplaatsrechten 2019, Gemeenteblad 2019, 21 februari 2019, nr. 41952