ECLI:NL:GHARL:2021:7209

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
27 juli 2021
Zaaknummer
200.262.409/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Waterschap voor gewasschade door onvoldoende waterafvoer

In deze zaak heeft een landbouwer het Waterschap Hunze en AA’s aansprakelijk gesteld voor schade aan zijn aardappeloogst, die verrot is geraakt door onvoldoende waterafvoer op zijn landbouwperceel. De kantonrechter heeft de vordering van de landbouwer in eerste aanleg afgewezen, omdat de landbouwer niet voldoende had aangetoond dat er tijdens de aardappelteelt in 2017 sprake was van een verstopping in de watergangen. De landbouwer heeft in hoger beroep zijn vordering beperkt tot een schadevergoeding van € 6.791,69 voor gewasschade en bijkomende kosten. Het hof heeft de feiten opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de landbouwer ook in hoger beroep onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stellingen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de landbouwer in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de landbouwer om zijn stellingen te onderbouwen en de rol van het Waterschap in het onderhoud van watergangen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.262.409/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 7003773)
arrest van 27 juli 2021
in de zaak van
[appellant] h.o.d.n. Landbouwbedrijf [appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. A.A. Westers, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
Waterschap Hunze en AA’s,
zetelende te Veendam,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen:
het Waterschap,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

In het tussenarrest van 24 maart 2020 is een enkelvoudige comparitie van partijen bepaald, die op 29 juni 2020 is gehouden. Van de comparitie van partijen is een proces-verbaal opgemaakt dat aan het procesdossier is toegevoegd. Aan het einde van de zitting is op verzoek van partijen de zaak voor onderling overleg enige tijd aangehouden. Nadat partijen hadden medegedeeld dat een minnelijke regeling niet is bereikt en arrest hebben gevraagd, heeft het hof arrest bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1
Op de zitting in hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering beperkt tot betaling van € 6.791,69 aan gewasschade, € 480,- aan kosten voor het schoonmaken van zijn landbouwvoertuigen, buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Volgens [appellant] moet het Waterschap die schade en kosten vergoeden, omdat het Waterschap tijdens de aardappelteelt in 2017 onvoldoende zorg aan de (hoofd)watergangen rondom zijn landbouwperceel heeft gepleegd ten gevolge waarvan hij die gewasschade heeft geleden en die schoonmaakkosten heeft gemaakt.
2.2
De kantonrechter heeft in het vonnis van 2 april 2019 deze vorderingen van [appellant] afgewezen. Volgens de kantonrechter heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat tijdens de aardappelteelt in 2017 er sprake is geweest van een verstopping in één (of meerdere) van de (schouw)sloten en dat de afvoercapaciteit van de (schouw)sloten rondom het landbouwperceel onvoldoende was, zodat niet is komen vast te staan dat de door [appellant] gestelde schade en kosten het gevolg zijn van tekortschieten in de onderhoudsverplichting van het Waterschap.
2.3
Het hof is het met de kantonrechter eens en zal het vonnis van 2 april 2019 bekrachtigen. Het hof zal eerst de feiten weergeven en daarna uitleggen waarom het hof het met het oordeel van de kantonrechter eens is.

3.De feiten

3.1
Het Waterschap is een openbaar lichaam dat op grond van de Waterschapswet tot doel heeft de waterstaatkundige verzorging in een bepaald gebied en tot taak onder meer de zorg voor het watersysteem heeft.
3.2
[appellant] oefent in een eenmanszaak een akkerbouwbedrijf uit.
3.3
In 2016 heeft [appellant] de percelen, kadastraal bekend als gemeente Sappemeer, sectie [Y] , nummer [nummer1] , groot 32.145 m² (hierna: het landbouwperceel) en nummer [nummer2] , groot
184 m² in eigendom gekregen. Het perceel genummerd [nummer2] is het toegangspad naar het landbouwperceel. Het toegangspad ligt aan [adres] in [plaats1] .
3.4
Het landbouwperceel behoort tot het gebied waar het Waterschap de zorg voor het watersysteem heeft. Het landbouwperceel is laag gelegen en daarop worden al jaren akkerbouwgewassen verbouwd.
3.5
Voor 2016 hebben zich meerdere malen problemen voorgedaan met betrekking tot het waterpeil en de waterafvoer van het landbouwperceel. [appellant] heeft in mei 2016 op het landbouwperceel grondverbetering laten toepassen, bestaande uit het spitten, breken van storende lagen en egaliseren.
3.6
In december 2016 heeft [appellant] het Waterschap telefonisch gemeld dat de sloot aan
De Vosholen vanuit de ingang Woelwijk tot de grijze betonbrug Groenwold niet schoon is. Op 20 februari 2017 heeft [appellant] per e-mailbericht het Waterschap laten weten dat hij heeft geconstateerd dat het Waterschap nog geen actie heeft ondernomen en dat hij verwacht dat het Waterschap sloten correct reinigt en bewoners aanspreekt op het niet correct schoon/vrij houden van hun aangrenzende sloot.
3.7
Op 24 februari 2017 heeft een veldbezoek plaatsgevonden, waarbij [appellant] en medewerkers van het Waterschap de situatie ter plaatse hebben bekeken. Wat toen is besproken en afgesproken heeft het Waterschap diezelfde dag bij e-mailbericht bevestigd. In dit e-mailbericht is onder meer opgenomen:
1. Onderhoud watergang vanaf de betonbrug tot de duiker die onder de Vosholen door loopt
Wij onderhouden de watergang zo dat de water aan- en afvoer gegarandeerd is. Tijdens het zomerseizoen houdt dit in dat we op veel plekken de taluds laten begroeien, maar wel het nat profiel korven. Voor de winter maaien we er wel één talud af. Het ene jaar maaien we het ene talud het andere jaar het andere. (…) Gezien het beeld dat we aantroffen lijkt het erop dat we laat in de zomer voor het laatst het nat profiel onderhouden hebben. Dit is echter geen probleem, omdat het doorstroomprofiel voldoende waterafvoer kan garanderen. (…)

2.Verstopte duikers in hoofdwatergang langs de Vosholen

Het waterschap is verantwoordelijk voor het onderhoud van de duikers in de watergang langs de Vosholen. Zoals aangegeven is het voor ons onmogelijk om alle duikers in ons gebied dagelijks te controleren. Belangrijke objecten controleren we tijdens regen en wind wekelijks of vaker, maar bij minder belangrijke objecten zoals de duikers langs de Vosholen maken we ook gebruik van de ogen en oren van bewoners, landeigenaren en wegbeheerders. (…). Op basis van het veldbezoek van vanmiddag kan ik mij voorstellen dat de problematiek rondom de schouwsloten en de hoofdwatergang door elkaar liepen. (…) Om te zorgen dat het in de toekomst niet weer mis gaat hebben we afgesproken dat je bij een verstopping van de duikers in de hoofdwatergang contact opneemt met Gerrit Veen. Hij zorgt dan dat de onderhoudsafdeling de duiker gaat ontstoppen. Ditzelfde geldt ook voor de put aan het begin van de hoofdwatergang waar we deze week de boomstronken uit verwijderd hebben. Ik zal Gerrit Veen vragen om tijdens zijn veldrondes iets vaker de duikers en putten te controleren op verstoppingen.

3.Blad, takken en riet in schouwsloten rondom en in de nabijheid van uw perceel

Het waterschap schouwt periodiek of schouwsloten in goede staat zijn. (…) Toen wij geschouwd hebben was er geen drijfvuil in de sloten aanwezig. Iets wat nu wel het geval is. De schouw is een momentopname. Als er na de schouw iets gebeurt in de schouwsloten dan verzoeken wij de bewoners/gebruikers om onderling in overleg te gaan. Daarin is geen taak weggelegd voor het waterschap. Je gaf aan om nogmaals met de andere landeigenaar in overleg te gaan over de problematiek.
(…)
Samengevat hebben we geconcludeerd dat de waterhuishouding op uw perceel niet alleen de verantwoordelijkheid is van het waterschap, maar ook van landeigenaren en bewoners die aan de schouwsloten grenzen. Gebeurt er iets in de hoofdwatergang waarop wij moeten reageren, schroom dan niet om contact op te nemen met Gerrit Veen. Ligt de oorzaak in de schouwsloten spreek dan bewoners en/of aangrenzende landeigenaren aan en los het samen op.”
3.9
[appellant] heeft bij e-mail van 27 februari 2017 op dit verslag gereageerd. [appellant] heeft laten weten het er niet mee eens te zijn dat hij de aanliggende bewoners of landeigenaren moet aanspreken bij problemen met de watergangen.
Het Waterschap heeft meteen per mail geantwoord dat het Waterschap op schouwsloten een toezichthoudende tak heeft. Die taak houdt in dat jaarlijks in november gecontroleerd wordt of de schouwsloten in schoonbare staat zijn. Volgens het Waterschap is het de verantwoordelijkheid van de aanliggende eigenaren om het werkelijke onderhoud aan de sloten uit te voeren.
3.1
In of omstreeks het voorjaar 2017 heeft [appellant] (zetmeel)aardappelen op het landbouwperceel gepoot. Een deel van de gepote aardappelen is in 2017 verrot.
3.11
Op 9 augustus 2017 hebben de grondeigenaren [appellant] en [naam1] met medewerkers van het Waterschap overlegd over de afwatering en het onderhoud van de watergangen rondom De Vosholen. De door het Waterschap gegeven toelichting en de op dat overleg gemaakte afspraken zijn door het Waterschap bij e-mailbericht van dezelfde datum bevestigd. Het Waterschap heeft toegelicht dat de nadruk van het onderhoud door het Waterschap op het doorstroomprofiel ligt. De taluds worden waar mogelijk minder intensief gemaaid om ook de ecologie de ruimte te geven. Tot de gemaakte afspraken behoren dat het Waterschap de watergangen van De Vosholen tot gemaal “De Waker” hydraulisch gaat controleren en dat het Waterschap het onderhoud op die watergangen gaat aanpassen omdat er veel stedelijk water op wordt geloosd.
3.12
Bij brief van 22 augustus 2017 heeft de gemachtigde van [appellant] het Waterschap bericht dat het Waterschap in gebreke blijft met het reinigen van hoofdwatergangen en sloten, het opruimen van de vervuiling en het aanspreken van aanliggende eigenaren/bewoners op het niet correct schoon houden van hun aangrenzende sloten. Door het slechte en te late onderhoud van duikers en watergangen langs De Vosholen heeft [appellant] een deel van zijn aardappels op het landbouwperceel niet kunnen oogsten. Voor deze schade wordt het Waterschap aansprakelijk gesteld.
3.13
Het Waterschap heeft de aansprakelijkheidstelling doorgezonden aan zijn verzekeraar. De verzekeraar heeft een expertisebureau opdracht gegeven onderzoek uit te voeren.
3.14
Het expertisebureau heeft een taxateur ingeschakeld die samen met een taxateur namens [appellant] de omvang van de schade aan oogstderving heeft vastgesteld. Beide taxateurs hebben daartoe op 5 september 2017 het landbouwperceel bezocht. In hun taxatierapport van 1 november 2017 is het landbouwperceel als volgt beschreven:
“Wij constateerden dat het perceel grofweg in tweeën kan worden gesplitst, waarvan het ene gedeelte tot goed en niet verzopen kan worden beoordeeld en het andere perceelsgedeelte tot vrijwel totaal verzopen en waar min of meer alle aardappelen zijn verrot en vergaan. Dit vrijwel totaal verzopen perceelsgedeelte heeft qua niveau een lager maaiveld dan het goed en niet verzopen perceelsgedeelte.”
De voorlopige schade is door beide taxateurs vastgesteld op € 5.051,64, excl. btw (74.552 ton x € 67,76, zijnde de prijs bij 19,7% zetmeel). Bij het bepalen van deze schade is nog geen rekening gehouden met mogelijke schade bij ‘niet vollevering A-volume’.
Het taxatierapport is door beide taxateurs ondertekend.
3.15
Het expertisebureau heeft in het expertiserapport van 7 maart 2018 geconcludeerd:
“Aannemelijk is dat de problemen op het perceel van wederpartij het gevolg zijn van de combinatie neerslag en lager gelegen percelen. Het is niet aangetoond dat de problemen (…) veroorzaakt zijn als gevolg van het onderhoud van het waterschap. De genoemde verstoppingen zijn in ieder geval niet door het waterschap geconstateerd. (…) Op basis van de foto’s concludeer ik dat de aanwezige vegetatie en vervuiling een goede waterafvoer niet zodanig belemmeren dat de ontstane problemen hiervan het gevolg zijn.”
Het taxatierapport van 1 november 2017 is als bijlage bij het expertiserapport gevoegd.
3.16
Bij e-mail van 14 maart 2018 heeft de verzekeraar het expertiserapport aan de gemachtigde van [appellant] toegezonden en medegedeeld dat het Waterschap geen aansprakelijkheid voor de schade en kosten van [appellant] erkent.

4.De beoordeling in hoger beroep

eiswijziging
4.1
[appellant] heeft ter zitting zijn eis verminderd. Het Waterschap heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Het staat [appellant] ook vrij zijn eis te verminderen (artikelen 353 jo 129 Rv), zodat het hof op de verminderde eis zal beslissen.
grieven
4.2
[appellant] heeft tegen het vonnis van de kantonrechter zeven klachten (grieven) geformuleerd.
De grieven I en II hebben betrekking op de door de kantonrechter vastgestelde feiten. Het hof heeft de feiten met inachtneming van beide grieven opnieuw vastgesteld, zodat [appellant] bij een afzonderlijke behandeling van deze grieven geen belang meer heeft.
Met grief III komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter (in 4.4.1 en 4.4.2 van het vonnis) dat eerst moet worden nagegaan of ten tijde van de aardappelteelt in 2017 er sprake is geweest van een verstopping in één (of meerdere) van de (schouw)sloten, dat de afvoercapaciteit van de (schouw)sloten rondom het landbouwperceel onvoldoende was en dat de stelplicht en de bewijslast daarvoor op [appellant] rust.
Het oordeel van de kantonrechter (in 4.5.2 en 4.5.3 van het vonnis) dat [appellant] (met de overgelegde foto’s) onvoldoende heeft aangetoond dat tijdens de aardappelteelt in 2017 de sloten zozeer vervuild waren met zwerfvuil dat de waterafvoer belemmerd is geweest en onvoldoende was, bestrijdt [appellant] met grief IV.
Met grief V komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter (in 4.6.2. van het vonnis) dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat ten tijde van de aardappelteelt in 2017 een verstopte duiker of ander kunstwerk in de watergangen, waarlangs het water van het landbouwperceel wordt afgevoerd, de waterafvoer van het landbouwperceel heeft belemmerd.
De kantonrechter concludeert (in 4.7 van het vonnis) dat [appellant] onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat het Waterschap zich niet toereikend van haar onderhoudsplicht en/of toezichthoudende taak heeft gekweten. De vorderingen tot het vergoeden van schade als gevolg van het verrotten van de aardappelen in 2017 en de extra schoonmaakkosten aan landbouwwerktuigen worden afgewezen. Deze conclusie bestrijdt [appellant] met de grieven VI en VII.
4.3
Het hof zal de grieven III t/m VII gezamenlijk behandelen. In de kern betoogt [appellant] dat in 2017 het waterbeheerbeleid van het Waterschap onder de maat was en dat het Waterschap toen heeft nagelaten een zorgvuldig beleid voor het onderhoud van de watergangen uit te voeren. Ter ondersteuning heeft [appellant] foto’s van sloten met zwerfvuil en klachten van ingelanden overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat er diverse knelpunten in de watergangen zijn. Verder heeft [appellant] aangevoerd dat er een nieuwe woonwijk is gebouwd die een grote toename van waterafvoer heeft gegeven waarop het beleid van het Waterschap niet voldoende is aangepast. Ook heeft [appellant] er op gewezen dat in 2017 een duiker qua ligging en omvang onvoldoende was, waarna die duiker in 2018 is vervangen door een grotere duiker die toen dieper is gelegd.
Doordat [appellant] op het landbouwperceel wateroverlast en schade heeft gehad, kan het Waterschap tegen deze achtergrond niet volstaan met een verwijzing naar zeer algemene beleidsstukken over waterbeheerprogramma en onderhoud.
Het Waterschap moet volgens [appellant] aantonen dat het Waterschap met zijn beleid en de uitvoering daarvan meer dan voldoende zorg heeft nagestreefd om wateroverlast in en rond het landbouwperceel zoveel mogelijk tegen te gaan en voldoende adequaat is opgetreden.
4.4
Het hof stelt voorop dat het antwoord op de vraag hoever de onderhoudsplicht van een waterschap gaat ter vermijding van het onder water lopen van laag gelegen gronden door verstopping van waterwegen afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. [1] Deze vraag moet worden beantwoord als is komen vast te staan dat er een verstopping en een belemmering van de waterafvoer in de waterwegen is. Dat volgt ook uit de door [appellant] aangehaalde uitspraken. Zo stond in de zaak van het Hof Den Bosch van 7 juli 2015 [2] vast dat de hoogte van een stuw de afvoer van water na hevige regelbui belette waardoor een perceel onder water was komen te staan.
De enkele omstandigheid dat op een perceelgedeelte teveel water heeft gestaan is onvoldoende om aan te nemen dat er een verstopping in de watergang is geweest en de waterafvoer onvoldoende was. Er kunnen andere omstandigheden, buiten de verantwoordelijkheid van het Waterschap, zijn die tot het wateroverlast op dat perceelsgedeelte hebben geleid. Andere omstandigheden kunnen (onder meer) zijn dat het perceelgedeelte een lager maaiveld heeft dan de niet onderlopen perceelgedeelten en de kwaliteit van de grond van het perceelgedeelte. Op deze mogelijke andere oorzaken in combinatie met een hevige regenbui heeft het Waterschap gewezen.
De kantonrechter heeft daardoor terecht tot uitgangspunt genomen dat het aan [appellant] is te stellen en te bewijzen dat er een verstopping in de watergang is geweest en de afvoer van het water rond het landbouwperceel onvoldoende was.
4.5
Het hof stelt voorop dat [appellant] niet is opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter in r.ov. 4.5.4. van het vonnis dat [appellant] onvoldoende heeft onderbouwd dat het waterprofiel in de sloten niet juist was en onvoldoende garantie voor toereikende waterafvoer bood. Het hof heeft er daardoor vanuit te gaan dat het waterprofiel in de watergangen op zichzelf voor de waterafvoer tijdens de aardappelteelt in 2017 toereikend was.
In hoger beroep heeft [appellant] weliswaar opnieuw gewezen op de door hem overgelegde foto’s van drijfvuil in sloten, maar ook in hoger beroep heeft [appellant] nagelaten behoorlijk toe te lichten dat tijdens de aardappelteelt in 2017 daardoor sprake is geweest van een verstopping en de waterafvoer van het landbouwperceel is belemmerd. Die nadere toelichting is geboden nu er van moet worden uitgegaan dat voor de waterafvoer het waterprofiel in de sloten toereikend is en de sloten vanaf de ingang Woelwijk tot de grijze betonbrug Groenwold in juli 2017 nog gemaaikorfd zijn.
[appellant] heeft aangevoerd dat de duiker nabij de Kalkwijk qua diameter en ligging onvoldoende was. Kennelijk heeft [appellant] hiermee willen betogen dat die duiker daardoor voor een verstopping heeft gezorgd, althans voor een belemmering in de waterafvoer van zijn landbouwperceel. Het Waterschap heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Allereerst heeft het Waterschap er op gewezen dat die duiker ongeveer 2 km van het landbouwperceel ligt en daardoor geen effect kan hebben gehad op de waterstand in de (schouw)sloten rond het landbouwperceel. Ten tweede had de duiker in 2017 op zichzelf voldoende capaciteit en is in 2018 alleen voor een duiker met een grotere diameter gekozen om de waterafvoer in de toekomst te verzekeren. Bij verlaging naar het (lagere) winterpeil was er bij de duiker enige stuwing, zodat in 2018 voor een lagere ligging van de duiker is gekozen om die opstuwing te voorkomen. Bij het zomerpeil – en daarmee tijdens de aardappelteelt in 2017 – was er geen opstuwing. Gelet op dit gemotiveerde verweer heeft [appellant] onvoldoende onderbouwd dat de duiker nabij de Kalkwijk tijdens de aardappelteelt in 2017 voor een verstopping en belemmering van de waterafvoer van het landbouwperceel heeft gezorgd. Het eerst ter zitting gedane beroep van [appellant] op een verstopping van een tweede duiker die achter de in 2018 vernieuwde duiker ligt is te laat en blijft bij de beoordeling buiten beschouwing.
4.6
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] ook in hoger beroep onvoldoende heeft onderbouwd dat tijdens de aardappelteelt in 2017 een verstopping en belemmering van de waterafvoer in de waterwegen is geweest ten gevolge waarvan de waterafvoer van het landbouwperceel onvoldoende was.

5.Slotsom

5.1
De grieven van [appellant] falen. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen.
5.2
[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij het salaris van de advocaat zal worden gesteld op 2 punten, tarief I.
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 2 april 2019,
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van het Waterschap vastgesteld op € 741,- aan griffierecht en € 1.574,- aan salaris, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de ommekomst van bedoelde termijn tot de dag van voldoening,
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 163,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in het geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertiendagen na aanschrijving én betekening tot de dag van voldoening,
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mr. D.H. de Witte, mr. J.H. Kuiper en mr. M. Willemse en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
dinsdag 27 juli 2021.

Voetnoten

1.HR 9-10-1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4240 en HR 9-11-2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5302.