ECLI:NL:GHARL:2021:6560

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
200.269.898/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over betaling van facturen in het kader van een huurovereenkomst en administratieve werkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], [naam bedrijf1], tegen [geïntimeerde], [naam bedrijf2], over de betaling van facturen die zijn verzonden voor administratieve werkzaamheden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 6 juli 2021 uitspraak gedaan. De appellant had in eerste aanleg in conventie een vordering tot betaling van € 5.949,60 in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, afgewezen gekregen. De appellant heeft in hoger beroep de beslissing van de kantonrechter bestreden en vorderde dat het hof het vonnis zou vernietigen en de vorderingen van de geïntimeerde zou afwijzen. Het hof heeft vastgesteld dat er een overeenkomst van opdracht is tot stand gekomen tussen partijen, waarbij [geïntimeerde] de boekhouding van [appellant] verzorgde. Het hof oordeelt dat de facturen die door [geïntimeerde] zijn verzonden, terecht zijn en dat [appellant] deze dient te betalen. De appellant heeft niet voldoende onderbouwd dat de facturen te hoog zijn en heeft geen bewijs geleverd voor zijn stellingen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.269.898
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen: 7322992)
arrest van 6 juli 2021
in de zaak van
[appellant]h.o.d.n.
[naam bedrijf1],
wonende te [woonplaats1] ,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie
appellant,
advocaat: mr. G. Schaak,
tegen:
[geïntimeerde]h.o.d.n.
[naam bedrijf2],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. S.N. Madjidi.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 4 februari 2020 hier over.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord,
- de akte uitlating producties.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
2.1.
[geïntimeerde] heeft een administratiekantoor en heeft in opdracht en voor rekening van [appellant] werkzaamheden verricht.
2.2.
[geïntimeerde] heeft aan [appellant] in de periode april 2016 tot en met mei 2017 zes facturen verzonden voor een totaalbedrag van € 5.319,72. Deze facturen zijn door [appellant] voldaan.
2.3.
Daarnaast heeft [geïntimeerde] de volgende facturen aan [appellant] verzonden:
  • een factuur van 27 juli 2017 van € 1.346,98;
  • een factuur van 30 augustus 2017 van € 551,04;
  • een factuur van 14 oktober 2017 van € 1.072,97;
  • een factuur van 29 januari 2018 van €661,87;
  • een factuur van 29 januari 2018 van € 1.824,08;
  • een factuur van 25 juni 2018 van € 952,03.
2.4.
[appellant] heeft de hiervoor genoemde facturen ten bedrage van in totaal € 6.508,97 tot een bedrag van € 5.949,60 onbetaald gelaten.
2.5.
Er heeft onder andere de volgende Whatsapp-correspondentie plaatsgevonden:
“16-04-2018 10:36 - [geïntimeerde] : Van de week zal de conceptjaarrekening afronden. Weet jij nog wat de voorraad is per 31 december? Als tegenprestatie verwacht ik van jou dat je € 1.000 overmaakt.
16-04-2018 13:08 - [appellant] : Denk je dat het onwil is dat ik geen 1000 kan overmaken? Ik heb wel jou gekleurde ledlamp onderweg
(…)
19-06-2018 16:30 – [geïntimeerde] : Dag [appellant] , Ik wil graag dat je wat gaat doen aan de openstaande facturen van [naam bedrijf1] en Crown. Zoals het nu loopt kan ik nog jaren wachten voordat alle nota’s zijn voldaan. De teruggave btw over het le kwartaal is weliswaar overgemaakt, maar daar staat tegenover dat ik de jaarrekening en de aangifte inkomstenbelasting heb klaargemaakt zodat de IND alle gegevens over 2017 kon beoordelen. Mijn voorstel is de er wekelijks € 250 wordt overgemaakt op mijn bankrekening. Aan andere partijen worden wel betalingen verricht en ik weiger om nog langer op mijn centen te moeten wachten. Mocht het jou binnen lukken om de onderneming te verkopen, dan vervalt mijn aanbod en wil ik het gehele bedrag ineens ontvangen. Deze week stuur ik je nog een factuur voor mijn werkzaamheden voor de jaarrekening en aangifte inkomstenbelasting over 2017.
19-06-2018 22:28 - [appellant] : Lekker bezig
19-06-2018 22:30 - [appellant] : Als het een beetje meezit dan ben ik de zaak kwijt binnen 4 weken
(…)
16-07-2018 21:56 - [geïntimeerde] : Kun jij nog wat doen aan de openstaande facturen?
16-07-2018 23:17 - [appellant] : Kan jij wat doen aan de facturen?
20-08-2018 17:36 - [geïntimeerde] : Eerdere beloften om de openstaande facturen dmv teruggave omzetbelasting te betalen hebben in 2018 niet geleidt tot een oplossing. Als de teruggave btw wordt verrekend met andere belasting heb ik nog het nakijken. Ook op de voorgestelde betalingsregeling van € 250 per week is geen enkele reactie gekomen. Er staat nu bij [naam bedrijf1] en onder Crown bijna € 8.000 open. Waar andere crediteuren en schuldeisers wel iets mee wordt geregeld, laat jij degene die jouw de afgelopen jaren heeft geholpen in de steek, ik heb dit jaar € 500 ontvangen voor mijn diensten. (5-2-2018). Je begrijpt wel dat ook ik niet langer op mijn geld wil wachten, vanaf deze week wil ik wekelijks € 250 van jou ontvangen. Zo niet dan volgen incassomaatregelen.
20-08-2018 19:12 - [appellant] : Ga je gang, zal wel een proces worden
20-08-2018 19:20 - [geïntimeerde] : oké dan ga morgen de procedure opstarten.
20-08-2018 19:22 - [appellant] : Val lekker dood klootzak!
20-08-2018 19:44 - [geïntimeerde] : ik had gehoopt op wat anders.
20-08-2018 19:55 - [appellant] : Tis nu echt klaar [geïntimeerde] , kom maar op!!!
24-08-2018 14:45 - [geïntimeerde] : Ik wil de zaak niet verder op de spits drijven. Doe jij maar een voorstel voor een betalingsregeling en welk totaalbedrag jij bereid bent om te betalen.
24-08-2018 21:51 - [appellant] : Waarom moet ik bij jou 5x meer betalen als vrienden prijs? Dat jij veel langer bezig bent dan andere boekhouders betekent niet dat je dit kunt doorbereken. Dij hebt kennis van privé zaken waardoor ik duurder uit ben bij de belastingdienst, ik betaal nu €70 excl btw per maand voor de complete administratie. Dit is geen vrienden prijs. Ik ken die man geen 30 jaar. De hoeft niet goedkoper om een vrienden prijs te maken maar duurder slaat ook nergens op. Dus als je een normaal tarief berekend ben ik bereid dat te betalen. Vergeet niet dat je zelf al had gezegd dat je het voor €100 per maand kon doen, maar toen had ik al een overeenkomst gesloten met [A] omdat jij het niet kon doen voor minder dan dat jij mij nu berekend, ik kan het niet helpen dat jij financieel moeilijk zit, maar daarom hoef je niet mij kopje onder te drukken. Dij hebt alle inzage in mijn administratie en jij weet ook dat ik jou tarieven nooit kan betalen.”

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg in conventie – samengevat – gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van € 5.949,60 in hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[appellant] heeft in eerste aanleg in reconventie – samengevat – gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van € 3.550,00.
3.3.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 13 augustus 2019 de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en de reconventionele vordering van [appellant] afgewezen omdat de door [appellant] aan die vordering ten grondslag gelegde stelling dat de facturen van [geïntimeerde] te hoog zouden zijn, onvoldoende is toegelicht.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1.
[appellant] is onder aanvoering van twee grieven in hoger beroep gekomen. Hij vordert in hoger beroep - samengevat – dat het hof het vonnis voor zover in conventie gewezen zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen. [appellant] heeft geen hoger beroep ingesteld van de afwijzing van zijn tegenvordering, zodat de reconventie in zoverre aan het oordeel van het hof is onttrokken. Wel is de eis in reconventie in hoger beroep gewijzigd in een vordering tot terugbetaling van het bedrag dat bij vernietiging van het door [appellant] bestreden vonnis, uit hoofde van dat vonnis onverschuldigd aan [geïntimeerde] is betaald.
4.2.
Partijen hebben - zoveel staat vast - mondeling afgesproken dat [geïntimeerde] de boekhouding van [appellant] zou verzorgen. Dit betreft een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Tussen partijen is in geschil of [appellant] de facturen onder 2.3 dient te betalen. De facturen betreffen werkzaamheden die [geïntimeerde] heeft verricht voor het verzorgen van de boekhouding van [appellant] , met uitzondering van de factuur van 29 januari 2018 van
€ 1.824,08. Deze laatste factuur heeft voornamelijk betrekking op werkzaamheden die [geïntimeerde] heeft verricht in een huurconflict tussen [appellant] en zijn verhuurder. Het hof oordeelt als volgt.
De overeenkomst tussen partijen
4.3.
Bij de beoordeling van deze zaak wordt vooropgesteld dat de vraag wat partijen zijn overeengekomen afhangt van wat partijen over en weer naar elkaar toe hebben verklaard en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaars verklaringen en gedragingen mochten verwachten. Hierbij is tevens van belang hoe partijen zich na het sluiten van de duurovereenkomst, zoals hier het geval is, bij de uitvoering daarvan tegenover elkaar hebben gedragen. Daarover oordeelt het hof als volgt.
Administratieve werkzaamheden
4.4.
[geïntimeerde] heeft vanaf begin 2016 de boekhouding van [appellant] verzorgd en daarvoor vanaf mei 2016 facturen verzonden. [appellant] heeft de eerste zes facturen betaald zonder te protesteren tegen de hoogte van de in rekening gebrachte tijd en bedragen. De laatste zes facturen heeft [appellant] niet betaald. [geïntimeerde] heeft blijkens de specificatie bij de facturen een uurtarief van eerst € 67,00 en later € 68,00 berekend. [geïntimeerde] heeft verschillende werkzaamheden niet doorberekend. [geïntimeerde] heeft aangegeven dat hij dit heeft gedaan omdat partijen vrienden van elkaar zijn. Daarnaast heeft [geïntimeerde] gesteld dat hij een korting op zijn normale uurtarief heeft toegepast, maar dit blijkt niet uit de facturen. Uit de onder 2.5 weergegeven WhatsApp-correspondentie blijkt dat [appellant] pas heeft geprotesteerd tegen de totale hoogte van de facturen na afloop van (nagenoeg) alle werkzaamheden door [geïntimeerde] en nadat [geïntimeerde] (steviger) aandrong op betaling van zijn facturen. Daarvoor heeft [appellant] alleen aangegeven dat hij de facturen niet kon betalen. Op het moment van protesteren door [appellant] had [geïntimeerde] dus al twee jaar werkzaamheden verricht en door middel van twaalf facturen gedurende die twee jaar bij [appellant] in rekening gebracht. Op grond hiervan mocht [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [appellant] ermee akkoord was dat hij een uurtarief van eerst € 67,00 en later € 68,00 in rekening bracht en zijn daadwerkelijk besteedde uren doorberekende.
4.5.
[appellant] heeft als verweer naar voren gebracht dat [geïntimeerde] te veel uren in rekening heeft gebracht omdat andere administratiekantoren zijn boekhouding voor een laag, vast bedrag per maand kunnen verzorgen. Het enkele feit dat andere administratiekantoren minder in rekening brengen betekent geenszins dat [geïntimeerde] meer in rekening heeft gebracht dan waar hij recht op heeft. [appellant] heeft niet gesteld dat partijen hebben afgesproken dat [geïntimeerde] een vast bedrag per maand in rekening zou brengen. [geïntimeerde] heeft zijn werkzaamheden vrij uitvoerig gespecificeerd (productie 1 bij conclusie van repliek in conventie/ antwoord in reconventie) en heeft toegelicht dat het verzorgen van de administratie relatief veel werk was vanwege de wijze waarop [appellant] de stukken aan [geïntimeerde] aanleverde. [appellant] heeft daartegenover niet, terwijl dit wel gezien de uitvoerige specificaties verwacht had mogen worden, per post verweer gevoerd en uitgelegd dat, en waarom, die post(en) niet deugen. In het licht van het hiervoor gaande kon [appellant] daarmee niet volstaan. [appellant] diende specifiek aan te geven dat, waarom en voor welke werkzaamheden [geïntimeerde] te veel in rekening heeft gebracht. [appellant] heeft dit niet gedaan zodat niet kan worden vastgesteld dat [geïntimeerde] te veel uren in rekening heeft gebracht. [appellant] dient daarom de factuurbedragen die zien op de door [geïntimeerde] in zijn opdracht verrichte administratieve werkzaamheden te voldoen.
Werkzaamheden met betrekking tot het huurconflict
4.6.
Tussen partijen is daarnaast in geschil of [appellant] opdracht heeft gegeven voor werkzaamheden in het kader van een huurkwestie en of deze zijn uitgevoerd. De vraag of ook hier een overeenkomst van opdracht is tot stand gekomen dient het hof eveneens te beantwoorden aan de hand van in rov. 4.5 genoemde maatstaf. Uit de door [geïntimeerde] overgelegde stukken (productie 13 bij memorie van antwoord) blijkt dat hij in het huurconflict diverse e-mails heeft verzonden naar [appellant] , de advocaat van [appellant] in het huurconflict en de verhuurder van [appellant] . De correspondentie naar de advocaat en de verhuurder is steeds in kopie naar [appellant] gestuurd. Daarnaast is er via Whatsapp (productie 4 bij memorie van antwoord) als volgt gesproken over deze werkzaamheden:
“24-10-2017 09:43 - [geïntimeerde] : Heb jij de brief van de advocaat al doorgelezen? Zo ja, ga jij akkoord met de inhoud van de brief?
24-10-2017 09:44 - [appellant] : Niet meer gelezen maar als jij een mee kunt leven dan kan ik het ook A
24-10-2017 09:49 - [geïntimeerde] : Dan stuur ik [B] dat wij akkoord gaan met de brief.
24-10-2017 09:51 - [appellant] : Top, dank je”
4.7.
Gesteld nog gebleken is dat [appellant] hiertegen op zichzelf bezwaar heeft gemaakt. De blote, niet concreet onderbouwde, betwisting van [appellant] dat hij opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden is daarom onvoldoende. Het had op de weg van [appellant] gelegen om uit te leggen waarom hij niet heeft geprotesteerd tegen de uitvoering van deze werkzaamheden door [geïntimeerde] indien hij inderdaad geen opdracht hiertoe zou hebben gegeven. Gelet daarop heeft [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij de opdracht heeft gekregen voor deze diverse werkzaamheden nu [appellant] klaarblijkelijk hier niet tegen heeft geprotesteerd. [appellant] voert tevens aan dat sprake zou zijn geweest van een vriendendienst. Daarvoor geldt dat hij niet heeft uitgelegd wat hij daarmee precies bedoelt en welke rol een vriendschappelijke relatie speelt bij de beantwoording van de vraag of hij nog enig bedrag aan [geïntimeerde] verschuldigd is, zo nee waarom niet en zo ja welk bedrag. Voor zover [appellant] heeft bedoeld dat hij in het geheel niet hoeft te betalen voor deze werkzaamheden vanwege de vriendschappelijke relatie tussen partijen kan het hof hem daarin niet volgen, nu daaruit nog niet noodzakelijkerwijs volgt dat hij helemaal niets zou hoeven te betalen en [appellant] overigens niet nader heeft toegelicht waarom dat in dit geval anders zou zijn; de overgelegde correspondentie tussen partijen biedt hier ook geen aanknooppunten voor. Gelet hierop beantwoordt het hof de onder 4.8 genoemde vraag of tussen partijen ook in dit opzicht een overeenkomst van opdracht is tot stand gekomen bevestigend.
4.8.
[appellant] heeft daarnaast aangevoerd dat [geïntimeerde] een te hoog uurtarief in rekening heeft gebracht gezien de vriendschappelijke relatie tussen partijen. [appellant] heeft ook dit standpunt niet verder toegelicht. Hiervoor is reeds geoordeeld dat het door [geïntimeerde] gehanteerde uurtarief stilzwijgend is aanvaard door [appellant] . [appellant] heeft niet toegelicht op basis waarvan hij mocht verwachten dat [geïntimeerde] een ander tarief zou hanteren voor de werkzaamheden met betrekking tot het huurconflict. Het hof is dan ook van oordeel dat [geïntimeerde] een redelijk uurtarief in rekening heeft gebracht.
4.9.
Verder twisten partijen over de vraag of [geïntimeerde] te veel uren in rekening heeft gebracht. [appellant] heeft specifiek op een tweetal posten verweer gevoerd. [appellant] stelt dat het niet redelijk is dat [geïntimeerde] voor het versturen van twee e-mails op 6 en 7 oktober 2017 aan de advocaat van [appellant] 3,5 uur in rekening heeft gebracht. Uit deze e-mails blijkt dat [geïntimeerde] met deze e-mail, op verzoek van de advocaat van [appellant] , diverse stukken heeft toegezonden en in is gegaan op een aantal vragen van de advocaat van [appellant] . [geïntimeerde] heeft toegelicht dat hij een groot aantal stukken erbij moest zoeken en dat dit veel werk heeft gekost. Het hof acht in het licht hiervan het niet onredelijk dat hiervoor 3,5 uur in rekening is gebracht. Daarnaast stelt [appellant] dat het niet redelijk en noodzakelijk was dat [geïntimeerde] een kwartier in rekening heeft gebracht om een rekeningnummer per e-mail door te geven. Ook deze post acht het hof niet onredelijk gelet op de gestelde en overigens niet betwiste werkzaamheden.
4.10.
Daarnaast maakt [appellant] bezwaar tegen het totaal aantal uren (24) dat [geïntimeerde] aan het huurconflict heeft besteed. [geïntimeerde] heeft per post gespecificeerd wat hij heeft gedaan. Daarnaast heeft hij alle e-mailcorrespondentie overgelegd en heeft hij nader toegelicht waaruit zijn werkzaamheden bestonden. [appellant] heeft niet gesteld per post, afgezien van hiervoor bedoelde posten, dat voor deze werkzaamheden geen opdracht is verleend of niet is uitgevoerd dan wel dat te veel uren in rekening zijn gebracht. De enkele stelling dat het totaal aantal uren, gezien het financieel belang, de vriendschappelijke relatie en de betrokkenheid van een advocaat, is in het licht van de uitgebreide specificatie en de toelichting van [geïntimeerde] onvoldoende.
4.11.
Voor zover [appellant] heeft bedoeld bezwaar te maken tegen overige in rekening gebrachte uren, geldt dat dit bezwaar niet nader is toegelicht zodat hieraan voorbij wordt gegaan.
4.12.
De eindconclusie is dan ook dat de bezwaren van [appellant] tegen de facturen van [geïntimeerde] ongegrond zijn.
4.13.
[appellant] heeft daarnaast bezwaar gemaakt tegen de veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente. [appellant] heeft hieraan niet meer ten grondslag gelegd dan dat [geïntimeerde] voor een te hoog bedrag heeft gefactureerd. Hiervoor is reeds geoordeeld dat dit verweer onterecht is, zodat zijn bezwaar tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten geen doel treft. Het gevolg daarvan is ook dat de vordering tot terugbetaling van het bedrag dat op grond van het vonnis in eerste aanleg is betaald, moet worden afgewezen.

5.De slotsom

5.1.
Het bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd omdat er geen - niet vaststaande - stellingen van [appellant] zijn die, indien zij na bewijslevering wel zouden komen vast te staan, tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 324,00
- salaris advocaat
€ 787,00(1 punt x tarief I á € 787,00)
Totaal € 1.111,00
5.3.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
6.1.
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 13 augustus 2019,
6.2.
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 1.111,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na datum van het arrest,
6.3.
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 163,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,00 in geval niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening,
6.4.
verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordeling tot betaling van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.A. van der Pol, O.G.H. Milar en R.F. Groos, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.