ECLI:NL:GHARL:2021:6208

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
21-004354-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en uitlokking van drugssmokkel door verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte werd beschuldigd van mensenhandel met betrekking tot twee drugskoeriers en het uitlokken van deze koeriers om cocaïne vanuit Ecuador naar Nederland te brengen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor uitbuiting van de drugkoeriers en dat de verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel mensenhandel als uitlokking van de koeriers. Het hof concludeerde dat de koeriers, [betrokkene 1] en [betrokkene 2], zelf de keuze hadden gemaakt om drugs te smokkelen, gedreven door financiële nood, en dat er geen druk of dwang was uitgeoefend door de verdachte. De rol van de verdachte werd als faciliterend beschouwd, maar niet als uitbuitend. Het hof heeft ook opgemerkt dat de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachte mogelijk als strafbare voorbereidingshandelingen kunnen worden aangemerkt, maar deze waren niet tenlastegelegd. De verdachte werd niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de beslissingen met betrekking tot andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004354-17
Uitspraak d.d.: 25 juni 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 27 juli 2017 met parketnummer 18-730174-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1975,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijk van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van de onder 2 tenlastegelegde mensenhandel met betrekking tot [betrokkene 3] en het onder 3 tenlastegelegde medeplegen van uitlokking van die [betrokkene 3] tot opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod. Tegen deze vrijspraken staat voor verdachte geen hoger beroep open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 juni 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.L. Rinsma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren ter zake van:
  • de onder 1 tenlastegelegde mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ;
  • het onder 3 primair tenlastegelegde medeplegen van uitlokking van medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd, met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Het hof komt tot andere bewijsbeslissingen dan de rechtbank. Daarom zal het hof het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, voor zover in hoger beroep aan de orde - onder 1 en 3 tenlastegelegd dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 13 oktober 2012 te Leeuwarden en/of elders in Nederland, en in Ecuador, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een ander of anderen, te weten [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] ,
A)
(telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of afpersing en/of fraude en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
  • heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] (sub 1°), en/of
  • heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°),
immers heeft hij, verdachte, tezamen met zijn medeverdachte(n), althans alleen, (telkens)
  • nadat hij, verdachte, de vriendschap en/of het vertrouwen van die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] had weten te winnen en/of te verkrijgen, en/of
  • terwijl hij op de hoogte was van het feit dat die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] (overmatig) alcohol en/of drugs gebruikte(n) en/of
  • terwijl hij op de hoogte was van het feit dat die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] schuld(en) had(den), en/of zich in een benarde financiële en/of afhankelijke positie bevond(en) en/of
  • een (seksuele) relatie met [betrokkene 2] gehad en/of onderhouden en/of
  • terwijl hij op de hoogte was van het feit dat [betrokkene 2] (smoor)verliefd op hem was en/of afhankelijk van hem was en/of
  • die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] benaderd en/of ertoe bewogen om verdovende middelen voor hem vanuit het buitenland naar Nederland te vervoeren, en/of
  • voor die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] (een)(retour)vliegticket(s) betaald naar Ecuador en/of (een) hotelovernachting(en) in Ecuador, althans het verschaffen en/of regelen van onderdak in Ecuador, geregeld en/of
  • die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] (een) geldbedrag(en) beloofd voor het vervoer van verdovende middelen vanuit Ecuador naar Nederland en/of
  • door welke feiten en omstandigheden voor die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] een (afhankelijkheids)situatie is ontstaan en/of
  • waaraan hij/zij zich niet heeft/hebben kunnen onttrekken en/of ten gevolge waarvan hij/zij geen weerstand aan verdachte heeft/hebben kunnen bieden en/of
  • aldus en/of op enigerlei (andere) wijze in de communicatieve en/of feitelijke omgang met die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] een situatie gecreëerd en/of in stand gehouden, waarin verdachte door de feitelijke omstandigheden een overwicht verkreeg over die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht dat verdachte over die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] had;
feit 3
[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] ,
in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 oktober 2012 te Leeuwarden en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met elkaar en/of een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht, als
bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 oktober 2012 te Leeuwarden en/of elders in Nederland door gift(en) en/of belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten het
  • betalen van (een) vliegtickets) van en/of naar Ecuador en/of (een) hotelovernachting(en) in Ecuador voor die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] , althans het verschaffen van onderdak in Ecuador aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of
  • die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] beloven van(een) geldbedrag(en) voor het vervoer van verdovende middelen naar Nederland
opzettelijk heeft uitgelokt,
althans invoer van stoffen lijst I Opiumwet in vereniging.
en/of
[betrokkene 2] en/of [betrokkene 1]
in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 oktober 2012 te Leeuwarden en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met elkaar en/of een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
welk bovenomschreven strafbaar feit verdachte, tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 oktober 2012 te Leeuwarden en/of elders in Nederland door gift(en) en/of belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten het
- betalen van (een) vliegticket(s) van en/of naar Ecuador en/of (een) hotelovernachting(en) in Ecuador voor die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] , althans het verschaffen van onderdak in Ecuador aan die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of
  • die [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] beloven van(een) geldbedrag(en) voor het vervoer van verdovende middelen naar Nederland en/of
  • bij terugkeer in Nederland en/of na overhandiging van die verdovende middelen (een) geldbedrag(en) aan die [slachtoffer 3] overhandigen,
opzettelijk heeft uitgelokt,
althans invoer van stoffen lijst 1 Opiumwet in vereniging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Verdachte wordt in hoger beroep nog verweten dat hij zich, al dan niet samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en/of (een) ander(en), schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (feit 1). Beide verdachten wordt verweten dat zij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] opzettelijk hebben uitgelokt om hoeveelheden cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen en/of dat zij hun poging daartoe opzettelijk hebben uitgelokt (feit 3).
[betrokkene 1] en [betrokkene 2]
Het hof stelt op grond van het dossier vast dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 13 oktober 2012 werden aangehouden op de luchthaven van Guayaquil in Ecuador met hoeveelheden cocaïne in hun bagage. Zij waren van plan om via Panama terug te vliegen naar luchthaven Schiphol in Nederland. Vervolgens zouden zij na een overstap op Schiphol doorvliegen naar een luchthaven in Engeland, waar zij de cocaïne zouden afleveren aan de opdrachtgevers van de drugssmokkel.
[betrokkene 1] is op 22 oktober 2012 in Ecuador gehoord. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij [verdachte] en [medeverdachte] eerder dat jaar in Nederland had leren kennen. [verdachte] , die destijds was bevriend met zijn zus [betrokkene 2] , vroeg aan [betrokkene 1] of hij geld wilde verdienen. [betrokkene 1] had het moeilijk omdat hij geen geld had. Toen [betrokkene 1] vroeg of zij hem zouden kunnen arresteren, zei [verdachte] tegen hem dat er een kans van 90 procent bestond om er door heen te komen en dat men de politie in Ecuador zou betalen als ze hem zouden aanhouden. Aangezien het zo’n makkelijke manier was om geld te verdienen, reisde [betrokkene 1] samen met [betrokkene 2] naar Ecuador met de bedoeling om drugs vanuit dit land mee te nemen. In Ecuador gaf een Afrikaanse man [betrokkene 1] en [betrokkene 2] allebei een rugzak met een dubbele bodem waarin hoeveelheden cocaïne waren verborgen . Op de vraag hoeveel geld hem was aangeboden om de reis samen met [betrokkene 2] te maken, antwoordde [betrokkene 1] tijdens zijn verhoor in Ecuador dat hij en [betrokkene 2] ieder ongeveer € 4.000 zouden krijgen en dat hun vakantie naar Curaçao zou worden betaald.
Tijdens zijn getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 2 november 2016 heeft [betrokkene 1] verklaard dat [verdachte] wist van de reis die hij samen met [betrokkene 2] zou maken. [betrokkene 1] heeft ook verklaard dat [verdachte] hem en [betrokkene 2] samen met [medeverdachte] naar Schiphol bracht voordat zij naar Ecuador vertrokken. [betrokkene 1] heeft ontkend dat er druk op hem is uitgeoefend om deze reis te maken; hij wilde dit zelf.
[betrokkene 2] heeft tijdens haar verhoor op 22 oktober 2012 in Ecuador verklaard dat verdachte [verdachte] haar vroeg of zij samen met haar broer [betrokkene 1] drugs wilde smokkelen. Aanvankelijk zou haar broer met een vriend gaan, maar omdat deze beiden veel alcohol dronken vroeg [verdachte] haar of zij de smokkel samen met haar broer wilde doen. [betrokkene 2] zat destijds in een moeilijke financiële situatie. Zij had geld nodig. Om die reden accepteerde zij het aanbod. [betrokkene 2] heeft verklaard dat zij en [betrokkene 1] verbleven in een hotel te Machala in Ecuador, waar zij bezoek kregen van een Nigeriaanse man. Die man gaf [betrokkene 2] en [betrokkene 1] allebei een reistas. [betrokkene 2] wist dat deze reistassen drugs bevatten, omdat zij hiervoor naar Ecuador was gekomen om op deze manier geld voor zichzelf te verdienen.
[betrokkene 2] is na haar terugkeer naar Nederland door de politie gehoord op 2 juni 2015. Zij heeft verklaard dat zij ontzettend veel schulden had en geld nodig had toen zij er zelf voor koos om drugs te smokkelen. [betrokkene 2] zei tegen [verdachte] dat zij het geld wel wilde verdienen. Volgens [betrokkene 2] hebben zij (het hof begrijpt: [verdachte] en [medeverdachte] ) [betrokkene 1] en haar nooit verplicht om drugs te smokkelen.
Tijdens haar getuigenverhoor bij de rechter-commissaris op 20 januari 2016 blijft [betrokkene 2] erbij dat [verdachte] aan haar voorstelde om drugs te smokkelen, waarmee zij volgens hem mogelijk tussen € 5.000 en € 10.000 kon verdienen. [betrokkene 2] heeft verder verklaard over de aanwezigheid van [medeverdachte] bij een gesprek met de opdrachtgevers van het drugstransport in Londen. [betrokkene 2] heeft ook verklaard dat [betrokkene 1] en zij door [medeverdachte] en [verdachte] naar Schiphol werden bracht.
Het beoordelingskader voor het bewijs van mensenhandel
Het hof stelt bij de beoordeling van het bewijs voor het onder 1 tenlastegelegde voorop dat mensenhandel strafbaar is gesteld in titel XVIII betreffende misdrijven tegen de persoonlijk vrijheid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De tenlastelegging van feit 1 is toegesneden op gedragingen die zijn omschreven in artikel 273f, eerste lid aanhef, eerste en vierde onderdeel, Sr (oud). De omschrijving van deze gedragingen luidde in de onder 1 tenlastegelegde periode – voor zover hier van belang - als volgt:
1°. degene die een ander door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, werft, vervoert, overbrengt, huisvest of opneemt, met het oogmerk van uitbuiting van die ander (…)
4°. degene die een ander met een van de onder 1° genoemde middelen dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (…) te stellen dan wel onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid of diensten (…)
In artikel 273f, eerste lid onder 4 Sr ontbreken de termen 'uitbuiting' en 'oogmerk van uitbuiting' als bestanddelen. De Hoge Raad heeft evenwel geoordeeld dat ‘uitbuiting’ een impliciet bestanddeel van deze strafbepaling is. De daarin omschreven gedragingen zijn alleen strafbaar als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
De vraag of – en zo ja, wanneer – sprake is van uitbuiting is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd (HR 27 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2009:BI7099). Hierbij geldt in geval van minderjarige slachtoffers dat de beoordeling van dergelijke factoren tot een andere uitkomst kan leiden dan in het geval het slachtoffer meerderjarig is.
Het gedwongen of verplicht verrichten van illegale arbeid of diensten, zoals drugssmokkel, kan worden opgevat als een vorm van uitbuiting (HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309). Het laten plegen van een strafbare gedraging is evenwel niet zonder meer aan te merken als arbeid of dienst tot het verrichten waarvan iemand wordt gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen als bedoeld in artikel 273f, eerste lid aanhef en onder 4 Sr. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel is daarnaast vereist dat op grond van de omstandigheden van het geval komt vast te staan dat er sprake is van uitbuiting (HR 5 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:554).
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Opmerking vooraf
Ten aanzien van degenen die (via de lucht) drugs transporteren, zal in algemene zin gelden dat zij dit doen nadat anderen hen een financiële beloning in het vooruitzicht hebben gesteld. Vaak zal het daarbij gaan om personen die vanwege hun weinig riante financiële positie er voor kiezen om de drugs te vervoeren, ondanks het feit dat zij het risico lopen betrapt te worden en in de gevangenis te belanden.
Naar het oordeel van het hof kan niet algemene zin gezegd worden dat deze personen slachtoffers zijn van mensenhandel (met de daarbij behorende positie en rechten, waarbij gedacht kan worden aan het non-prosecutionbeginsel en het recht op schadevergoeding). Bijzondere omstandigheden kunnen dit anders maken.
De positie van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]
In de tenlastegelegde periode was [betrokkene 1] 22 jaar en [betrokkene 2] 20. Beiden waren dus meerderjarig. Bij de rechter-commissaris heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij weinig geld had, omdat hij elke dag blowde en dronk. Er is op hem geen druk uitgeoefend om de reis te maken. [betrokkene 2] heeft verklaard dat ze er zelf voor gekozen heeft om de drugs te vervoeren, omdat ze schulden had. Er is niet gebleken van een (verstandelijke) beperkingen bij [betrokkene 1] en [betrokkene 2] waardoor zij niet konden overzien welke risico’s zij zouden lopen. Ook is niet gebleken van zodanige invloed van verdachte of medeverdachte op [betrokkene 1] en [betrokkene 2] dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] niet in staat waren zelfstandige keuzes te maken. Beiden hebben uit financieel gewin voor het drugstransport gekozen. [betrokkene 2] heeft haar relatie met verdachte niet als motief genoemd om drugs te smokkelen. Mogelijk dat verdachte [betrokkene 1] heeft misleid, dan wel de situatie gunstiger voorgesteld dan deze was, maar het hof kan dat niet met voldoende zekerheid vast stellen.
Ten aanzien van de door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] te transporteren drugs geldt dat zij de drugs niet in hun lichaam vervoerden of zouden vervoeren, zodat er in dat opzicht geen sprake was van gezondheidsrisico. Wel was er een kans dat zij gepakt zouden worden tijdens het transport van de drugs. Dat is inderdaad gebeurd. [betrokkene 1] heeft in Ecuador bijna drie jaar vastgezeten (waarna hij in Ecuador is blijven wonen) en [betrokkene 2] heeft ruim twee jaar in Ecuador vast gezeten (waarna zij weer is teruggekeerd naar Nederland).
De rol van verdachte, zijn financiële belang en de risico’s die hij liep
Uit de verschillende afgelegde verklaringen leidt het hof af dat verdachte een initiërende en faciliterende rol heeft gespeeld bij het drugstransport dat zou worden uitgevoerd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Verdachte heeft [betrokkene 1] en [betrokkene 2] bewogen drugs te vervoeren en hij heeft - samen met medeverdachte [medeverdachte] – [betrokkene 1] en [betrokkene 2] naar Schiphol gebracht.
Uit het dossier volgt niet dat verdachte een vergoeding zou ontvangen voor zijn activiteiten.
Anders dan de rechtbank gaat het hof er niet van uit dat het een feit van algemene bekendheid is dat ook tussenpersonen in de drugshandel veel geld verdienen en dat dus ook verdachte fors zou verdienen aan het drugstransport dat zou worden uitgevoerd door [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Het hof heeft weliswaar informatie over wat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zouden verdienen, maar niet wat andere betrokkenen zouden verdienen. Het hof kan daarom niet vaststellen dat er sprake was van een disbalans tussen de vergoeding die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in het vooruitzicht was gesteld en de (eventuele) vergoeding voor verdachte en andere betrokkenen.
Als het gaat om de verdeling van risico’s geldt dat verdachte niet in Ecuador is vervolgd voor zijn aandeel in het drugstransport. Daar staat tegenover dat verdachte eveneens risico’s liep en de negatieve gevolgen heeft ondervonden van het feit dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn betrapt in Ecuador. De rechtbank heeft verdachte (onder meer) veroordeeld voor mensenhandel van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en voor de uitlokking van de poging tot invoer van drugs tot een gevangenisstraf van twee jaar. Verdachte heeft in verband met deze feiten ruim vier maanden in voorarrest gezeten. Verdachte had eveneens het risico op vervolging en veroordeling tot gevangenisstraf gelopen als [betrokkene 1] en [betrokkene 2] met de drugs in hun handbagage op een later moment waren opgepakt tijdens hun reis via Nederland naar Engeland.
Weliswaar zou gesteld kunnen worden dat voor verdachte een lagere pakkans (en dus minder risico) gold dan voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , maar dat zou ook met zich meegebracht kunnen hebben dat verdachte (als al sprake was van een vergoeding) veel minder zou verdienen aan het transport dan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Het hof kan derhalve ook niet als het de risico’s betrekt, vaststellen dat sprake was van een disbalans.
Conclusie
Hoewel vanwege hun slechte financiële situatie gesteld kan worden dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zich in een kwetsbare positie bevonden, betekent dit nog niet dat gesproken kan worden van een situatie waarin uitbuiting kan worden verondersteld. De keuze van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] is weliswaar bepaald door die financiële situatie, maar tegelijkertijd hadden ze voldoende ruimte om anders te beslissen en zo zien ze het zelf ook; ze beschouwen zich zelf niet als slachtoffer van mensenhandel.
Gelet ook op de andere omstandigheden die het hof hierboven heeft genoemd, komt het hof tot de conclusie dat er geen sprake was van omstandigheden waarbij uitbuiting van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] kan worden verondersteld. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte heeft gehandeld met het oogmerk van uitbuiting. Het hof is daarom van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 tenlastegelegde mensenhandel met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2]
Het hof heeft hiervoor al vastgesteld dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] werden aangehouden op de luchthaven van Guayaquil in Ecuador met hoeveelheden cocaïne in hun bagage, terwijl zij op het punt stonden om via Panama terug te vliegen naar luchthaven Schiphol in Nederland. Door de aanhouding van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in Ecuador zijn de hoeveelheden cocaïne in hun bagage niet binnen het grondgebied van Nederland gebracht. Het onder 3 van de tenlastelegging bedoelde gronddelict is dus niet voltooid. Daarom kan evenmin worden vastgesteld dat verdachte dit - voltooide - delict, al dan niet samen met (een) ander(en), opzettelijk heeft uitgelokt, zodat hij van het onder 3 primair tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ‘en/of’ tenlastegelegde overweegt het hof als volgt.
Volgens de tenlastelegging zou het uitgelokte gronddelict (namelijk de poging tot invoer van cocaïne in Nederland) zijn begaan in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 25 oktober 2012 te Leeuwarden en/of elders in Nederland. Uit het dossier komt evenwel naar voren dat het gronddelict in dit geval niet is begaan in Nederland. De uitvoering van het voornemen om de hoeveelheden cocaïne binnen het grondgebied van Nederland te brengen, is niet eerder begonnen dan op of omstreeks het moment dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] in Ecuador tassen met daarin de hoeveelheden cocaïne van de Afrikaanse man kregen. Door de aanhouding, die kort daarop in Ecuador volgde is het voorgenomen misdrijf niet voltooid. Nu zowel het begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf als de beëindiging daarvan (waardoor het bij een poging is gebleven) in Ecuador heeft plaatsgevonden kan niet worden vastgesteld dat het uitgelokte gronddelict, (ook) in Nederland is begaan. Het hof komt om die redenen tot de conclusie dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het onder 3 ’en/of’ tenlastegelegde met betrekking tot [betrokkene 1] en [betrokkene 2] .
Ten overvloede wijst het hof op het volgende. De handelingen van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben weliswaar plaatsgevonden in Nederland (en Engeland), maar deze kunnen niet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf Deze handelingen kunnen mogelijk worden aangemerkt als strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet, maar dit delict is niet tenlastegelegd.
.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissingen ter zake van het onder 2 en 3 tenlastegelegde met betrekking tot [betrokkene 3] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. J.D. den Hartog, voorzitter,
mr. P.R. Wery en mr. R.J. Bokhorst, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Hermans, griffier,
en op 25 juni 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.