Uitspraak
zaak 1)
1.[appellante1 zaak1] ,
[appellante1 zaak1],
2. [appellante2 zaak1] Beheer B.V.,
VRB,
3. Postea Nunc Est Beheer B.V.,
PNE,
[appellanten zaak1] c.s.,
de curator,
zaak 2) van
1.[appellant1 zaak2] ,
[appellant1 zaak2] ,
[appellant2 zaak2] ,
[appellanten zaak2] c.s.,
curator in het faillissement van [geïntimeerde zaak1/geïntimeerde zaak2] Transporten B.V.,
de curator,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Korte omschrijving van het geschil
[geïntimeerde zaak1/geïntimeerde zaak2] Transporten B.V. (hierna: VRT). Vanuit die vennootschap zal zij samen met haar neven (de broers [appellanten zaak2] c.s.) de onderneming voortzetten. Bij de genoemde activa/passiva-transactie in juli 2011 wordt een deel van het actief en circa € 790.000,- aan schulden ingebracht. Daartoe behoort ook het rekening-courant krediet met een limiet van
€ 300.000,- met de bank dat bij inbreng volledig is ‘volgelopen’. Twee panden behorend tot de eenmanszaak worden niet ingebracht en blijven achter in PNE. VRT wordt (middellijk) bestuurd door [appellante1 zaak1] en [appellanten zaak2] c.s., alsmede PNE en VRB. De onderneming wordt gestart in de naweeën van de economische crisis die in 2011 ook de transportbranche trof. In 2011 viel bovendien een grote klant (Nabuurs) weg die goed was voor ongeveer 10% van de omzet van VRT. De financiële situatie van VRT was zodanig dat zij van meet af aan niet heeft kunnen voldoen aan onder meer haar afdrachtverplichting voor de loonbelasting (circa € 35.000,- per periode). De bestuurders hebben in februari 2012 het faillissement van VRT aangevraagd. De curator heeft de bestuurders aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW. Bij de grondslag voor die vordering kan een driedeling worden gemaakt. De curator betoogt ten eerste dat de inbreng van de schulden vanuit de eenmanszaak en het buiten de inbreng laten van de belangrijkste vermogensobjecten (de panden) maken dat de bestuurders niet op deze wijze de onderneming vanuit VRT hadden mogen aanvangen. Ten tweede baseert de curator zijn vordering erop dat na aanvang van de onderneming het gevoerde beleid schulden heeft doen ontstaan en voortbestaan en dat geen adequate maatregelen zijn getroffen in ieder geval nadat de omzet van Nabuurs wegviel. Ten derde stelt de curator dat de boekhoudverplichting als bedoeld in artikel 2:10 BW is geschonden. De rechtbank heeft (met verwijzing naar de schadestaatprocedure) de vorderingen van de curator toegewezen, op de tweede grond, door dat de bestuurders kort gezegd onvoldoende passende maatregelen hebben genomen om het financiële tekort dat tot het faillissement heeft geleid te beperken c.q. te voorkomen.
3.De feiten
(€ 299.220,-). De daartegenover staande ingebrachte activa bestonden uit de inventaris, vervoermiddelen, voorraden en debiteuren etc. voor - volgens de inbrengverklaring - een totaal van € 829.423. Per saldo werd VRT dan ook voorzien van een eigen vermogen van
€ 42.501,- (bestaande uit gestort en opgevraagd kapitaal (€ 18.000) en agioreserve van
€ 24.500,-
.De ingebrachte inventaris, voorraden en debiteuren waren verpand aan
4.De procedure bij de rechtbank
5.De beoordelingen in het hoger beroep in beide zaken
in de tweede grief in zaak 1) lijken te stellen is de rechtbank niet van een andere bewijslastverdeling uitgegaan. Die grief faalt in zoverre.
€ 300.000,- was vrijwel volledig benut. VRT kon dat krediet dus niet gebruiken voor haar bedrijfsvoering. Niet gesteld of gebleken is dat VRT na juli 2011 meer kredietruimte van ABN AMRO of een andere bank heeft kunnen krijgen en welke inspanningen daartoe zijn verricht.
.Grief 3 in zaak 1faalt in zoverre. Daar komt bij dat de rechtbank het handelen van [appellanten zaak1] c.s. als bestuurders en niet als aandeelhouder heeft getoetst, zodat de klacht in de toelichting op die grief dat de rechtbank in die zin de ‘Panmo-norm’ verkeerd heeft toegepast, berust op een onjuiste lezing van het vonnis.
6.De slotsom
NJ1994, 272) en dat dus de veroordeling tot betaling van die kosten dient te worden gezien als voorschot op het uiteindelijke tekort
7.De beslissing
voor zover het betreft 7.1 en 7.5 van het dictumen doet alleen
in zoverre opnieuw recht: