Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verweerster,
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 17 juli 2019;
- het verweerschrift met productie(s), ingekomen op 6 september 2019;
- het aanvullend beroepschrift met productie(s), ingekomen op 31 maart 2020;
- het journaalbericht van mr. Van der Pol van 15 oktober 2020 met productie(s);
- het journaalbericht van mr. Van der Pol van 19 oktober 2020 met productie(s);
- het journaalbericht van mr. Crozier van 20 oktober 2020 met productie(s);
- het journaalbericht van mr. Crozier van 20 oktober 2020.
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
zodanige datum als het hof juist acht, op nihil wordt gesteld, dan wel op een zodanig
bedrag als het hof juist acht en dat lager is dan thans verschuldigd;
partneralimentatie, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
5.De motivering van de beslissing
6 januari 2020 geen aanspraak meer op alimentatie van de zijde van de man.
(2) duurzame aard die meebrengt dat zij (3) elkaar wederzijds verzorgen, (4) met elkaar samenwonen en (5) een gemeenschappelijke huishouding voeren (HR 13 juli 2001, ECLI:NL:HR:2001:ZC3603 en HR 3 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5961). Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de in artikel 1:160 BW besloten liggende sanctie (beëindiging van de verplichting levensonderhoud te verschaffen) vergt dat deze bepaling restrictief wordt uitgelegd. Dit brengt mee dat niet snel mag worden aangenomen dat is voldaan aan de hiervoor opgesomde eisen. Het is aan de man om te stellen, en bij voldoende betwisting, te bewijzen dat aan ieder van de bovengenoemde vereisten is voldaan. Niet is in geschil dat sprake is van een affectieve relatie van duurzame aard. De vrouw betwist evenwel gemotiveerd dat voor 6 januari 2020 sprake was van wederzijdse verzorging (3), samenwonen (4) en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding (5). Gelet op de betwisting van de vrouw, heeft de man daar onvoldoende tegenover gezet om het samenleven als bedoeld in de wet ook eerder dan 6 januari 2020 aan te nemen.
€ 716,-.