Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Restaurant [A],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep in kort geding
Bij notariële akte van 21 januari 2003 is het erfpacht- en opstalrecht van het perceel door [C] aan [geïntimeerde] verkocht en geleverd. Bij notariële akte van 21 januari 2003 tussen Het Utrechts Landschap en [geïntimeerde] is het erfpacht- en opstalrecht tot 30 oktober 2018 verlengd (hierna: de verlengingsakte). In deze akte staat dat, voor zover daarvan niet bij deze akte is afgeweken, de voorwaarden van de vestigingsakte ongewijzigd van kracht blijven. Op het perceel exploiteert [geïntimeerde] in de bedrijfsruimte haar restaurant [A] en is daar tevens woonachtig in de aanwezige woning. Het Utrechts Landschap heeft in haar brieven van 28 januari 2016 en 24 oktober 2017 laten weten dat zij niet opnieuw een erfpachtovereenkomst wil sluiten met [geïntimeerde] . Zij wenst te komen tot vertrek van [geïntimeerde] , inclusief haar activiteiten ter plaatse, nu de erfpachtovereenkomst tot een einde is gekomen en zij heeft ontruiming aangezegd.
€ 390.000,-. [geïntimeerde] heeft tegen dit eindarrest beroep in cassatie ingesteld, op welk cassatieberoep tot op heden niet is beslist.
De beoordeling van het onderhoud is geen bouwkundig rapport en geeft slechts een indicatief inzicht. Voor meer gedetailleerde informatie adviseren wij een bouwkundig onderzoek.” (pagina 18 deskundigenrapport 14 februari 2020). Enerzijds stelt Het Utrechts Landschap dat het onderhoud zienderogen achteruit gaat maar anderzijds wordt desgevraagd ter zitting verklaard dat de zaak niet op instorten staat.