ECLI:NL:GHARL:2021:5562

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
200.292.003
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling en onthouding schone lei wegens tekortkomingen in informatieplicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van [appellant]. De rechtbank Gelderland had eerder op 18 maart 2021 geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, met name de informatieverplichting. Het hof bekrachtigt dit vonnis en oordeelt dat [appellant] zijn informatieplicht op ernstige wijze heeft geschonden.

De wettelijke schuldsaneringsregeling was sinds 15 februari 2018 van toepassing op [appellant], met mevrouw [B] als bewindvoerder. De rechtbank had in een eerder vonnis van 25 juni 2020 de voortzetting van de schuldsaneringsregeling bepaald, maar in het vonnis van 18 maart 2021 werd vastgesteld dat [appellant] niet op correcte wijze had voldaan aan zijn verplichtingen. Het hof constateert dat [appellant] niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt over de overname van zijn werkgever, TentsXL B.V., door zijn partner, en dat hij niet transparant is geweest over zijn rol en de financiële situatie van de onderneming.

Het hof wijst erop dat [appellant] pas in het kader van het hoger beroep informatie heeft verstrekt die eerder al was opgevraagd door de rechtbank en de bewindvoerder. De rechtbank had in haar eerdere vonnissen al aangegeven dat er geen sprake was van bewuste misleiding, maar dat [appellant] wel degelijk zijn verplichtingen had moeten nakomen. Het hof concludeert dat de tekortkomingen van [appellant] niet van geringe betekenis zijn en dat er geen reden is om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen. De beslissing van de rechtbank om de schone lei te onthouden wordt door het hof bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.003
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, C/05/18/123)
arrest van 7 juni 2021
inzake
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant, hierna: [appellant] ,
advocaat: aanvankelijk mr. W. Vahl,
thans mr. J.C. Karels.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Sinds 15 februari 2018 is de wettelijke schuldsaneringsregeling op [appellant] van toepassing. Mevrouw [B] is de bewindvoerder.
1.2
Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 25 juni 2020 is, naar aanleiding van een verzoek van de bewindvoerder om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, bepaald dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt voortgezet.
1.3
Bij vonnis van 18 maart 2021 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen:
-vastgesteld dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt met het verbindend worden van de slotuitdelingslijst;
-vastgesteld dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
-verstaan dat voor de vorderingen, ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling heeft gewerkt en voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, geen schone lei wordt verleend, zodat die vorderingen weer afdwingbaar zijn.
Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij ter griffie van het hof op 25 maart 2021 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 18 maart 2021 en heeft hij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en hem alsnog de schone lei te verlenen dan wel de looptijd van de regeling te verlengen om hem alsnog de kans te bieden alsnog de schone lei te verkrijgen.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, alsmede van de aanvullende gronden van beroep (met zeventien producties) van mr. Karels, ingenomen op 17 mei 2021en de reactie van de bewindvoerder, ingekomen op 21 mei 2021.
2.3
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2021, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Karels. Voorts is de bewindvoerder verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
De rechtbank heeft [appellant] de schone lei onthouden, omdat [appellant] de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling, met name de informatieverplichting, niet goed is nagekomen. In het vonnis van 25 juni 2020 heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] niet op correcte wijze heeft voldaan aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatieverplichting jegens de bewindvoerder. [appellant] had volgens de rechtbank de bewindvoerder in augustus 2019 beter dienen te informeren over de constructie dat TentsXL B.V. (bij wie [appellant] in dienst was) in augustus 2019 was overgenomen door de partner van [appellant] (die zelf een fulltime dienstverband elders heeft) en dat een derde partij daartoe een lening heeft verstrekt. Deze constructie, waarbij [appellant] de onderneming (ook volgens zijn eigen verklaring) feitelijk leidt, had volgens de rechtbank op voorhand moeten worden voorgelegd aan de rechter-commissaris. Door dat niet te doen is er sprake van schending van de informatieplicht door [appellant] . De rechtbank heeft echter op dat moment die tekortkoming van onvoldoende gewicht geacht om de regeling te beëindigen, omdat volgens de rechtbank vooralsnog niet was gebleken van benadeling van schuldeisers en de rechtbank er niet van overtuigd was dat de schending van de informatieplicht bewust heeft plaatsgevonden om de bewindvoerder te misleiden. De rechtbank heeft [appellant] wel de opdracht gegeven alsnog ontbrekende informatie aan de bewindvoerder te verstrekken, waaronder de jaarcijfers van TentsXL B.V. en het plan van aanpak voor de verdere bedrijfsvoering van TentsXL B.V. Naar aanleiding van het vonnis van 25 juni 2020 heeft de bewindvoerder [appellant] verder verzocht om haar, naast de opgestelde overeenkomsten, ook alle concrete mailwisselingen en dergelijke toe te sturen die tot de overname door de partner van [appellant] hebben geleid
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank geconstateerd dat [appellant] nog steeds niet op correcte wijze aan zijn informatieverplichting heeft voldaan en is de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] beëindigd zonder dat aan hem de zogenoemde schone lei is toegekend.
3.2
[appellant] kan zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen. Hij stelt dat hem
ten onrechte wordt verweten dat hij onvoldoende informatie heeft verstrekt. In de verslagen van de bewindvoerder worden in de eerste twee jaren van de schuldsaneringsregeling geen bijzonderheden vermeld omtrent de informatieverstrekking. Pas in 2020 is daarover discussie ontstaan. De rechtbank heeft bovendien in het vonnis van 25 juni 2020 geoordeeld dat er geen sprake is van een bewuste misleiding door [appellant] .
[appellant] heeft zich naar aanleiding van het bestreden vonnis ingespannen om alsnog de jaarcijfers van TentsXL B.V. over de jaren 2019 (negatief resultaat € 22.689), 2020 (negatief resultaat € 57.887) en het eerste kwartaal 2021 inzichtelijk te krijgen. Hij heeft de beschikbare stukken bij de aanvullende gronden van beroep (productie 8) alsnog overgelegd. De vorige eigenaar blijft volgens hem echter weigeren om mee te werken aan overlegging van de jaarcijfers over 2018.
Om alsnog uitvoering te geven aan het gevraagde plan van aanpak, heeft [appellant] tien vragen beantwoord en overgelegd (productie 13), waarmee het perspectief van TentsXL B.V. beter kan worden beoordeeld. De vooruitzichten van TentsXL B.V. zijn zodanig slecht, dat de onderneming waarschijnlijk op korte termijn zal worden opgeheven. Het salaris van [appellant] is marktconform en er is ook geen sprake van een verdienmodel waardoor de schuldeisers worden benadeeld, aldus [appellant] .
[appellant] legt voorts de rond de overname van de onderneming gevoerde correspondentie over. Hij is, als belangrijk werknemer van TentsXL B.V., wel bij de overname betrokken, maar hij heeft de overeenkomst tot verkoop van activa/passiva en de oprichtingsakte niet getekend, omdat hij als werknemer geen partij was. De waarde van de rechten van intellectuele eigendom is op dit moment te verwaarlozen, aldus steeds [appellant] .
3.3
De bewindvoerder stelt dat de rechtbank de schone lei aan [appellant] terecht heeft
onthouden. Reeds in het vijfde verslag heeft de bewindvoerder melding gemaakt van het niet op correcte wijze nakomen van de verplichtingen door [appellant] . De bewindvoerder heeft aan [appellant] bij de aanvang van de schuldsaneringsregeling kenbaar gemaakt dat er voor bepaalde zaken toestemming moest worden gevraagd aan de rechter-commissaris. Het had van [appellant] verwacht mogen worden dat hij actief informatie had verstrekt aan de bewindvoerder over de overname van de onderneming en zijn rol in dat geheel. [appellant] is niet transparant geweest en heeft onvoldoende informatie verstrekt. De informatie is er wel geweest, zoals nu blijkt. Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat het feitelijk [appellant] is die de onderneming overneemt. [appellant] heeft ook niet gemeld dat hij slechts parttime bij TentsXL B.V. in dienst was en dus blijkbaar ook elders werkzaam was, waarvan de inkomsten niet bij de bewindvoerder zijn gemeld. Er is bovendien geen plan van aanpak aangeleverd.
Op dit moment is niet meer vast te stellen dat er geen benadeling van schuldeisers heeft plaatsgevonden, aldus de bewindvoerder.
3.4
Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn informatieplicht op ernstige wijze heeft
geschonden door pas in het kader van dit hoger beroep de door de rechtbank en de bewindvoerder gevraagde informatie (deels) te overleggen en door over het bestaan daarvan deels onjuist te verklaren. Het hof licht zijn oordeel als volgt toe.
3.5
In augustus 2019 is de onderneming TentsXL B.V., de werkgever van [appellant] ,
overgenomen door een nieuwe eigenaar, mevrouw [C] (hierna: [C] ). Nadat duidelijk was geworden dat [C] de partner van [appellant] is, heeft de bewindvoerder [appellant] verzocht om informatie te verstrekken over de overname van de onderneming en de rol van [appellant] in het geheel. Door dan wel namens [appellant] is tot voor kort steeds gemeld dat hij, zowel voor als na de overname van de onderneming, slechts de enige werknemer met productkennis was en dat hij in die positie destijds wel mondeling contact heeft gehad met de vorige eigenaar, maar dat er geen schriftelijke stukken van die onderhandelingen bestaan. Uit de door mr. Karels aan het hof overgelegde stukken blijkt echter dat in de onderhandelingsfase van de overname door [appellant] uitvoerig en veelvuldig schriftelijk is gecorrespondeerd met de vorige eigenaar en diens adviseur. De correspondentie wekt, ook naar het oordeel van het hof, de schijn dat er een constructie is gehanteerd waarbij de onderneming officieel op naam van [C] werd gezet, maar dat de feitelijke leiding door [appellant] zou worden gevoerd. [appellant] had hierover de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling moeten informeren, zodat de rechter-commissaris om de nodige toestemming had kunnen worden gevraagd. [appellant] heeft niet de waarheid gesproken, nu is gebleken dat, anders dan hij steeds heeft beweerd, er wel degelijk schriftelijke correspondentie bestaat over genoemde onderhandelingen. Het achterhouden van deze informatie, ondanks verzoeken daartoe van de bewindvoerder, moet [appellant] worden verweten. De stelling van [appellant] dat hij vertrouwde op de procesvoering van zijn toenmalige advocaat, mr. Vahl, die hem steeds vertelde dat informatieverstrekking niet nodig was en die bij de rechtbank verklaarde – zoals blijkt uit de processen-verbaal van de rechtbank – dat er geen schriftelijke correspondentie bestaat, kan hem niet baten. Het had op de weg van [appellant] gelegen om deze correspondentie (al veel eerder) aan de bewindvoerder te verstrekken. Bovendien blijkt uit die correspondentie dat de adviseur van de vorige eigenaar [appellant] er expliciet op heeft gewezen dat hij de bewindvoerder in het kader van de schuldsaneringsregeling over een en ander moet informeren. Het kan [appellant] daarom niet zijn ontschoten dat hij de bewindvoerder diende in te lichten. Hij heeft er echter voor gekozen dit niet te doen.
3.6
[appellant] heeft voorts niet voldaan aan de door de rechtbank in het vonnis van 25 juni 2020 gestelde voorwaarde om, zoals gebruikelijk bij een ondernemer in de schuldsaneringsregeling, een plan van aanpak over te leggen van de onderneming. Het hof acht de door [appellant] in hoger beroep overgelegde pagina “Vragen met het oog op een Plan van Aanpak voor TentsXL”, in dat verband onvoldoende.
3.7
[appellant] heeft nog steeds niet alle door de bewindvoerder verzochte jaarrekeningen
van de onderneming overgelegd. De jaarrekening van 2018 ontbreekt omdat, volgens de verklaring van [appellant] , de vorige eigenaar ondanks herhaald verzoek nog steeds weigert deze aan hem te overhandigen. De jaarrekeningen 2019 en 2020 zijn pas bij gelegenheid van dit hoger beroep overgelegd. De jaarrekening 2019 heeft daarbij kennelijk slechts betrekking op de periode na de overname in augustus 2019. Om die reden kan niet goed worden beoordeeld wat de waarde van de onderneming was bij overname.
De jaarrekeningen 2019 en 2020 roepen verder enkele vragen op. In beide jaarrekeningen staat vermeld dat [appellant] een dienstverband van slechts 0,2 fte heeft in de onderneming.
[appellant] heeft verder gesteld dat hij op enig moment door TentsXL B.V. is uitgeleend aan een ander bedrijf. Onduidelijk is wat dat bedrijf heeft betaald voor het inlenen van [appellant] . De inkomsten uit zijn detachering zijn in de jaarrekening(en) niet terug te vinden. Desgevraagd heeft [appellant] daarvoor geen verklaring kunnen geven.
3.8
Naast de constatering dat [appellant] , gelet op al het voorgaande, zijn informatieplicht
op ernstige wijze heeft geschonden en dat niet goed kan worden beoordeeld of de schuldeisers nadeel hebben geleden door de door [appellant] en zijn partner gehanteerde ondoorzichtige constructie, lijkt het er bovendien op dat [appellant] een nieuwe schuld heeft laten ontstaan tijdens de looptijd van de schuldsanering. Uit de overgelegde jaarrekeningen blijkt dat door de onderneming een (hypothecaire) lening is aangegaan van € 100.000,-. Ook zijn er in 2019 en 2020 verliezen geleden. Ter zitting heeft [appellant] verklaard dat de onderneming wegens slechte resultaten binnenkort zal worden beëindigd en dat hij zich – hoewel genoemde lening officieel niet van hem is maar van [C] , op wiens naam de onderneming geregistreerd staat – verantwoordelijk voelt voor de afbetaling van de desbetreffende schuld. In hoeverre het hier een morele dan wel een juridische verplichting is, is niet duidelijk. [appellant] heeft op de zitting in hoger beroep desgevraagd geen uitsluitsel gegeven over de vraag of, en zo ja welke afspraken hij met betrekking tot de lening en de verliezen met zijn partner heeft gemaakt.
3.9
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel dat de grieven falen. [appellant] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Er is geen sprake van dat deze tekortkomingen wegens hun bijzondere aard of geringe betekenis buiten beschouwing dienen te blijven. Het hof ziet evenmin reden om de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen om [appellant] de kans te bieden om alsnog voor de schone lei in aanmerking te komen. [appellant] heeft pas bij de aanvullende gronden van beroep (d.d. 18 mei 2021) een deel van de door hem te verstrekken informatie verstrekt. Dat is elf maanden nadat de rechtbank hem daartoe bij vonnis van 25 juni 2020 de opdracht had gegeven en tien maanden nadat de bewindvoerder daarom had gevraagd. De rechtbank heeft derhalve op goede gronden het verlenen van de schone lei geweigerd. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 18 maart 2021.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.C. Frankena, D.M.I. de Waele en I.M. Bilderbeek, bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. De Waele en op 7 juni 2021 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.