ECLI:NL:GHARL:2021:5561

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
200.293.459
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van Wopereis Vredeveld B.V. na afwijzing door rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 21 april 2021 het faillissementsverzoek van appellante, een veehouderij, had afgewezen. Appellante verzocht het hof om de beschikking te vernietigen en Wopereis Vredeveld B.V. in staat van faillissement te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat er summierlijk sprake is van een vorderingsrecht van appellante, die een opeisbare vordering van € 303.414,91 heeft op Wopereis, voortvloeiend uit een eerder vonnis van de rechtbank. Het hof heeft ook geconstateerd dat Wopereis aanzienlijke schulden heeft, waaronder belastingschulden en een grote rekening-courantschuld aan een groepsmaatschappij, en dat de liquiditeitspositie van Wopereis onvoldoende is om aan haar kortlopende schulden te voldoen. Het hof oordeelde dat Wopereis verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen, zoals bedoeld in de Faillissementswet. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en Wopereis Vredeveld B.V. in staat van faillissement verklaard, met benoeming van een curator en rechter-commissaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.293.459
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, 263344)
arrest van 7 juni 2021
in de zaak van
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. H.M. van Eerten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Wopereis Vredeveld B.V.,
gevestigd te Staphorst,
hierna: Wopereis,
advocaat: mr. B.S. Witteveen.

1.Het geding in eerste aanleg

Bij beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 21 april 2021 is het verzoek van [appellante] tot faillietverklaring van Wopereis afgewezen. Het hof verwijst naar die beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij op 25 april 2021 ingekomen beroepschrift heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 21 april 2021. [appellante] heeft het hof, samengevat, verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en Wopereis alsnog in staat van faillissement te verklaren.
2.2.
Het hof heeft kennisgenomen van het beroepschrift met bijlagen, de brief met bijlagen van mr. Van Eerten van 25 mei 2021 en het e-mailbericht met bijlage van mr. Van Eerten van 27 mei 2021.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 mei 2021, waarbij [appellante] is verschenen, bijgestaan door mr. Van Eerten. Namens Wopereis is [B] (hierna: [B] ) verschenen, bijgestaan door mr. Witteveen. Ter zitting heeft mr. Witteveen een verweerschrift, de jaarrekening over 2019 van Wopereis en spreekaantekeningen overgelegd.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1.
De rechtbank heeft het verzoek van [appellante] tot faillietverklaring van Wopereis afgewezen, omdat niet is gebleken dat Wopereis verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
3.2.
Het hof stelt voorop dat een faillietverklaring kan worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de faillietverklaring bestaand vorderingsrecht van de aanvrager alsmede van het (thans) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Het bestaan van meerdere schulden is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, dient te worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
3.3.
Het hof overweegt daarover als volgt. Wopereis verhandelt, plaatst, installeert en onderhoudt melksystemen en producten ten behoeve van de agrarische sector. [appellante] exploiteert een veehouderij in de vorm van een eenmanszaak. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de al dan niet deugdelijke levering van een melkrobot door Wopereis aan [appellante] . In dit kader heeft [appellante] op grond van het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 25 november 2020 een opeisbare vordering op Wopereis van € 303.414,91. De omstandigheid dat tegen dit vonnis hoger beroep is ingesteld (waarop ten tijde van de zitting in hoger beroep nog niet is beslist) doet aan het bestaan van het vorderingsrecht niet af. Van het vorderingsrecht van [appellante] is dus summierlijk gebleken.
3.4.
Verder blijkt uit de voorlopige jaarrekening over 2020 dat Wopereis schulden aan derden heeft, onder meer belastingschulden en af te dragen sociale premies voor een bedrag van € 33.000,-, € 16.869 aan crediteuren en € 66.000 aan overige schulden. Daarnaast is er een forse rekening-courantschuld aan een groepsmaatschappij, Wopereis Exploitatie B.V. van € 608.112. Aan de pluraliteitseis is dus voldaan. De vraag of deze laatste schuld wel of niet opeisbaar is, is in dit kader niet relevant. Voor het uitspreken van een faillissement is immers slechts vereist dat één van de vorderingen opeisbaar is. Nu de vordering van [appellante] opeisbaar is, is niet vereist dat ook de steunvorderingen opeisbaar zijn.
3.5.
Ten aanzien van de vraag of Wopereis in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen overweegt het hof als volgt. Wat betreft de schuld aan Wopereis Exploitatie B.V. heeft Wopereis een verklaring overgelegd van [B] van april 2021. [B] is indirect bestuurder van zowel Wopereis als Wopereis Exploitatie B.V. [B] heeft als volgt verklaard: “Wopereis Exploitatie B.V. verklaart dat de vordering die zij heeft op Wopereis Vredeveld B.V., zoals blijkt uit de jaarrekening 2019 van Wopereis Vredeveld B.V., achtergesteld van aard is en derhalve niet opeisbaar.” Het hof acht echter niet aannemelijk dat de schuld aan Wopereis Exploitatie B.V., zoals Wopereis aanvoert, alleen bij een liquidatie van Wopereis opeisbaar is. Daarbij is van belang dat de schuld aan Wopereis Exploitatie B.V. op de jaarrekeningen vermeld is onder “Kortlopende schulden (< 1 jaar)”. Volgens de jaarrekeningen van Wopereis zijn de kortlopende schulden betalingsverplichtingen waaraan Wopereis binnen een jaar moet voldoen. Daarnaast is gebleken dat Wopereis heeft afgelost op de schuld aan Wopereis Exploitatie B.V. Immers, volgens de jaarrekening over 2019 bedroeg de schuld op 31 december 2019 € 734.824. Een jaar later op 31 december 2020 bedroeg de schuld € 608.112, zodat er in een jaar een bedrag van ruim € 125.000 op de schuld is ingelost. Ter zitting is daarover door [B] verklaard dat dit te maken had met een groepsfinanciering en dat in dat kader door de bank automatisch is verrekend om de negatieve saldi van de werkmaatschappijen niet te ver te laten oplopen. Wat hier ook van zij, uit deze feiten volgt dat deze vordering aan de groepsmaatschappij geen achtergestelde vordering betreft die pas voor het eerst bij liquidatie zal worden ingelost.
3.6.
Gelet op het voorgaande dienen, anders dan Wopereis aanvoert, zowel de schuld aan Wopereis Exploitatie B.V. als de schuld aan [appellante] te worden meegenomen bij de berekening van de current ratio die een indicatie geeft over de liquiditeit van Wopereis. De current ratio wordt berekend door de vlottende activa te delen door de kortlopende schulden. Een current ratio lager dan één betekent dat een bedrijf onvoldoende liquiditeit heeft om de kortlopende schulden te betalen. Volgens de voorlopige jaarrekening over 2020 bedraagt het totaal van de vlottende activa € 848.994. Het totaal van de kortlopende schulden bedraagt volgens de voorlopige jaarrekening over 2020 € 827.450. In het bedrag van € 827.450 is de schuld aan Wopereis Exploitatie B.V. opgenomen, maar de schuld aan [appellante] niet. Omdat de schuld aan [appellante] voortkomt uit een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis en dus onmiddellijk opeisbaar is, moet deze bij de kortlopende schulden worden opgeteld, zodat deze in totaal € 1.130.864,91 bedragen. Bij een juiste berekening met alle kortlopende schulden bedraagt de current ratio 0,75. Dit wijst er op dat Wopereis haar kortlopende schulden niet kan betalen. Gesteld noch gebleken is dat de situatie op dit moment essentieel anders is dan blijkt uit deze voorlopige jaarrekening 2020. Daarnaast is het eigen vermogen van Wopereis in 2020 teruggelopen van € 231.672 naar € 21.544. Wopereis bevestigt ook zelf in haar verweerschrift in hoger beroep, randnummer 16, dat zij de schuld aan [appellante] niet uit haar normale bedrijfsuitoefening zal kunnen betalen.
3.7.
Verder heeft Wopereis nog niets betaald aan [appellante] op grond van het veroordelend vonnis van 25 november 2020. Volgens Wopereis kan zij de schuld aan [appellante] verhalen op Boumatic, de producent van de melkrobot waar het geschil met [appellante] op ziet. In de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 25 november 2020 heeft Wopereis Boumatic echter niet in vrijwaring opgeroepen. Wopereis is vorige week een gerechtelijke procedure tegen Boumatic gestart. Het is echter niet aannemelijk dat deze procedure op (zeer) korte termijn tot een betaling van Boumatic aan Wopereis, en daarmee tot een betaling van Wopereis aan [appellante] , zal leiden.
Uit het vorenstaande in onderlinge samenhang beschouwd volgt dat Wopereis verkeert in de toestand te hebben opgehouden te betalen als bedoeld in artikel 1 van de Faillissementswet.
3.8.
De stelling van Wopereis dat [appellante] misbruik maakt van bevoegdheid door haar faillissement aan te vragen faalt bij gebreke van een deugdelijke, concrete, onderbouwing. [appellante] heeft belang bij haar verzoek tot faillietverklaring, nu zij via het faillissement mogelijk betaling van (een deel van) haar vordering kan verkrijgen. Dat, zoals Wopereis betoogt, in het faillissement in het geheel geen uitkering aan de concurrente schuldeisers zal kunnen worden gedaan, is niet gebleken.
3.9.
Het hoger beroep slaagt. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en Wopereis alsnog in staat van faillissement verklaren.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 21 april 2021 en doet opnieuw recht:
verklaart Wopereis Vredeveld B.V., gevestigd aan de Roelof Brinkstraat 4, 7951 DW te Staphorst, in staat van faillissement;
benoemt tot rechter-commissaris het lid van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, mr. M.C. Bosch;
stelt aan tot curator mr. G.M. Volkerink, advocaat bij Firm & Finance Advocaten aan de Dokter van Lookeren Campagneweg 1B, 8025 BX te Zwolle, tel.: 038 - 303 01 55;
geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.M. Bilderbeek, H.C. Frankena en D.M.I. de Waele, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. De Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2021 om 14.00 uur.