ECLI:NL:GHARL:2021:5112

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 mei 2021
Publicatiedatum
27 mei 2021
Zaaknummer
Wahv 200.269.587/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Werdmüller von Elgg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van parkeerverbod op een terrein met afsluitbaar hek in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een administratieve sanctie van € 95,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod op 7 december 2018 in Eindhoven. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas, betwistte de sanctie en stelde dat het voertuig zich op een privéterrein bevond, dat middels een hek afgesloten kon worden voor het openbaar verkeer. De gemachtigde voerde aan dat het parkeerverbod niet van toepassing was omdat het hek op het moment van de constatering openstond en dat er sprake was van laden en lossen van zware keukenapparatuur.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en geoordeeld dat de plaats waar het voertuig stond geparkeerd feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. Het hof concludeerde dat de gedraging van de betrokkene een overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) inhield, aangezien het voertuig niet uitsluitend was stilgestaan voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak benadrukt dat de feitelijke toegankelijkheid van een terrein bepalend is voor de vraag of het als een voor het openbaar verkeer openstaande weg kan worden aangemerkt. Het hof heeft daarbij de relevante juridische definities en eerdere jurisprudentie in overweging genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.269.587/01
CJIB-nummer
: 222150932
Uitspraak d.d.
: 27 mei 2021
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 25 september 2019, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. M. Lagas, kantoorhoudende te Amsterdam.

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 19 maart 2021 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft in zijn brief van 27 maart 2021 aangegeven geen gebruik te zullen maken van de gelegenheid gehoord te worden op een nader te bepalen zitting van het hof. Het hoger beroep zal daarom worden afgedaan op basis van de op de zaak betrekking hebbende stukken.

De beoordeling

1. Gelet op de inhoud van het tussenarrest zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen. De overige bezwaren die de gemachtigde tegen deze beslissing heeft aangevoerd, behoeven daarmee geen bespreking meer. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie zelf beoordelen.
2. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 95,- opgelegd voor: “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1)”. Deze gedraging zou zijn verricht op 7 december 2018 om 11.36 uur op het Molenveld in Eindhoven met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. De gemachtigde stelt dat het parkeerverbod niet geldt op de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond. Het voertuig bevond zich namelijk op een privéterrein, te weten het terrein aan de achterzijde van het restaurant van de betrokkene, dat middels een hek wordt afgesloten voor het openbaar verkeer. De gemachtigde heeft foto’s bijgevoegd van de situatie ter plaatse om een en ander te verduidelijken. Dat dit hek ook daadwerkelijk wordt gesloten blijkt uit het bord dat op de muur is geplaatst, waarop onder meer is vermeld dat de poort gesloten moet worden. Aldus is de feitelijke mogelijkheid geschapen om desgewenst weggebruikers de toegang tot de achteringang van het restaurant te ontzeggen. Dat het hek op het moment van de vermeende gedraging open stond, doet hier volgens de gemachtigde niet aan af. Voorts voert de gemachtigde aan dat geen sprake was van parkeren, maar van laden en lossen. Onder verwijzing naar het arrest van het hof van 21 mei 2019 gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:4380, stelt de gemachtigde dat bij de vraag of sprake is van parkeren dan wel laden en lossen niet slechts het tijdsverloop bepalend is, maar of goederen van enige omvang of enig gewicht bij voortduring worden uit- of ingeladen gedurende de tijd die daarvoor nodig is. In onderhavig geval bracht de betrokkene zware keukenapparatuur naar haar restaurant. De apparatuur moest naar boven. Aannemelijk is dat dit langer heeft geduurd dan tien minuten, terwijl toch sprake is van onmiddellijk en bij voortduring laden en lossen. Volgens de gemachtigde is de verklaring van de ambtenaar dat tien minuten geen activiteiten bij het voertuig zijn geregistreerd in dit geval dan ook onvoldoende om vast te stellen dat de gedraging is verricht.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“10 minuten toezicht. Geen laad- en losactiviteiten waargenomen.
Overtreden artikel: 62 jo. bord E1 RVV 1990. (…)
Soort weg: een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg. (…)
Ik, verbalisant [B] , zag dat het betrokken voertuig voorzien van het kenteken [00-YYY-0] , geparkeerd stond in een parkeerverbodszone bij Molenveld te Eindhoven. Ik zag dat bij het betrokken voertuig een geldige E1 RVV zone bord van kracht was. Ik zag dat het betrokken voertuig van het merk Kia was met de kleur blauw. Ik zag dat het betrokken voertuig, op meer dan 2 wielen, geparkeerd stond buiten de aangegeven parkeervakken. In het betrokken voertuig zag ik geen zichtbare geldige RVV ontheffing liggen. Ik zag in het betrokken voertuig ook geen zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart liggen. In de 10 minuten toezicht, rondom het betrokken voertuig, zag ik geen laad- en losactiviteiten dan wel in en uit laten stappen van personen. Ik zag rondom het betrokken voertuig geen betrokkene. (…).”
5. De ambtenaar heeft vijf foto’s van de gedraging bijgesloten waarop het voertuig van de betrokkene is te zien is. Het voertuig bevindt zich in een brede steeg aan een achterzijde van een pand en staat ter hoogte van een deur. Op de foto’s is een hek zichtbaar waarmee de steeg kan worden afgesloten. Het hek is geopend.
6. In geding is allereerst de vraag of de plaats waar het voertuig van de betrokkene zich bevond tot de openbare weg behoort en derhalve of het parkeerverbod op deze locatie gelding heeft.
7. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.”
8. Voor de beantwoording van de vraag of een steeg als een voor het openbaar verkeer openstaande weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid aanhef en onder b, van de WVW 1994 moet worden aangemerkt, is beslissend of de steeg feitelijk voor het openbaar verkeer openstaat. Daarvoor zijn van belang de feitelijke omstandigheden, zoals of door de rechthebbende(n) wordt geduld dat het algemene verkeer gebruik maakt van de steeg (vgl. HR 8 april 1997, VR 1998, 2).
9. Het hof stelt vast dat de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd feitelijk voor het openbaar verkeer openstond. Op de steeg komen (achter)deuren van verschillende (bedrijfs)panden uit. Het enkele feit dat toegang tot de steeg feitelijk kon worden belemmerd, betekent niet dat die steeg niet kan worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Zoals op de foto’s van de ambtenaar en de betrokkene te zien is, is het terrein vrij toegankelijk als het hek niet is afgesloten. Dat was op het moment van de constatering van de ambtenaar ook het geval. De plaats waar de betrokkene haar voertuig had staan, moet worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
Dit brengt mee dat de bij en krachtens de WVW 1994 geldende geboden en verboden aldaar onverkort gelden en gehandhaafd kunnen worden.
10. Onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) jo. bord E1. Artikel 62 van het RVV 1990 houdt in:
“Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.”
11. Het bord E1 uit bijlage 1 van het RVV 1990 duidt een algeheel parkeerverbod aan.
12. Het hof dient te beoordelen of sprake was van parkeren dan wel van laden of lossen.
13. Artikel 1 van het RVV 1990 bevat de volgende definitie van parkeren:
“Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.”
14. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (Hoge Raad 12 mei 1999, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:HR:1999:AA2760). Het dient dan te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht (Hoge Raad 10 juni 1975, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:HR:1975:AJ4297). Het ligt op de weg van een betrokkene om aannemelijk te maken dat van laden of lossen - als uitzondering op parkeren - sprake is (Hof Arnhem-Leeuwarden 3 mei 2019, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2019:3877).
15. Naar het oordeel van het hof is hier sprake van parkeren. Het hof overweegt hiertoe dat de gemachtigde niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voertuig van de betrokkene uitsluitend heeft stilgestaan zo lang als nodig was voor het ononderbroken verrichten van het geheel van handelingen dat redelijkerwijs noodzakelijk was om de keukenapparatuur te lossen. De betrokkene had ervoor kunnen kiezen om de keukenapparatuur uit te laden en tijdelijk bij de deur van het restaurant neer te zetten, het voertuig te verplaatsen naar een plek waar dat was toegestaan om daarna terug te komen en de keukenapparatuur het restaurant in brengen.
16. De bezwaren treffen geen doel. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaren.
17. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep van de beslissing van de officier van justitie ongegrond;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.