Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Feiten
registergoederen staande en gelegen [a-straat] 19 te [C] , kadastraal bekend [D] , [a-straat] [C] ongenummerd, sectie H nummer 69, (…),
Samenhang met optieovereenkomst
het horecapand met onzelfstandige woonruimte” met vermelding van dezelfde kadastrale nummers als in de hiervoor genoemde koopovereenkomst. De huurovereenkomst werd aangegaan vanaf 15 maart 2010 voor de initiële duur van 5 jaar, voor een bedrag van € 60.000,- per jaar.
De schuldenaar en schuldeiser hebben op 4 maart 2010 een overeenkomst van geldlening gesloten waarvan de inhoud hierna wordt weergegeven. (…) De schuldenaar erkent van de schuldeiser op 4 maart 2010 een bedrag als geldlening te hebben ontvangen van vijf en zeventig duizend euro (€ 75.000,00) en dit bedrag op grond hiervan schuldig te zijn aan de schuldeiser. (…)
Afstand om niet (kwijtschelding)’ getekend waarin onder meer is opgenomen:
Afstand om niet (kwijtschelding)/vaststelling aflossing op geldlening’, waarbij [de vader] van het restant van de geldlening van € 51.000,- afstand doet om niet van een bedrag van € 5.000,-. Daarnaast staat in deze akte over de reeds gedane aflossingen te lezen:
4.Het geschil en de beslissing van de rechtbank
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Overigens spraken wij destijds op kantoor over ‘de extra schenkingen’, die ook gedaan zijn. Deze waren ‘puur fiscaal’ en deze zie ik nog steeds als geld dat jou maandelijks toebehoort (N.B. de bedragen 24.000 + 5.000 extra aflossingen) (…)
het hotel-restaurant met ondergrond, erf en tuin” en “
de parkeerplaats” genoemd. Het gedeelte van het perceel H177, wat later H288 is geworden, staat niet vermeld bij de kadastrale omschrijvingen. Volgens [de vader] staat daarmee vast dat hij heeft geleverd hetgeen is overeengekomen, zelfs al zou de partijbedoeling bij het aangaan van de koopovereenkomst anders zijn. Daarbij stelt hij dat de akte van levering voorgaat op de koopovereenkomst en dat deze correct is opgesteld. Het hof volgt [de vader] niet in deze redenering. Weliswaar levert de leveringsakte tussen partijen dwingend bewijs op van de waarheid van hetgeen in de akte door hen omtrent de inhoud van hun contractuele afspraken is verklaard, maar daartegen staat tegenbewijs open, welk tegenbewijs in het licht van de zogenaamde Haviltex-maatstaf [2] op alle omstandigheden van het geval betrekking kan hebben. [3]
achterhet verkochte. Vaststaat dat het grootste gedeelte van dit perceel uit bouwgrond bestond. Dat is het huidige perceel H287. [de vader] heeft zelf aangegeven dat hij interesse had in die bouwgrond om chalets op te kunnen bouwen. Ook in de optieovereenkomst tussen [de vader] en [de oorspronkelijk eigenaar] staat dat de optie betrekking heeft op het
bouwterreinaan de achterzijde van het hotel, kadastraal bekend als H177, met de bedoeling om gemeld perceel bouwrijp te maken en te verkavelen. [de vader] heeft ook verklaard dat hij geen optie op die grond kon verkrijgen zonder aankoop van de percelen waarop het hotel stond. Omdat hij in die percelen geen interesse had ging hij op zoek naar een koper en een huurder voor die percelen met het hotel. [de zoon] en [de zakenpartner] bleken geïnteresseerd in de aankoop van die percelen, waarvoor [de vader] ook huurders had gevonden.
een horecabedrijfspand met aan- en bijbouwingen, erf en ondergrond en verdere aanhorigheden en een parkeerplaats”(zie ook 3.2). In de door [de vader] gesloten huurovereenkomst is bepaald dat het gehuurde alleen mag worden gebruikt als “
hotel-café-restaurantbedrijf met onzelfstandige woonruimte”. De huurders hebben het hotel ook als zodanig geëxploiteerd. [de zoon] voert aan dat niet alleen hijzelf, maar ook [de zakenpartner] en de huurders er
met aan- en bijbouwingen’kan dus alleen betrekking hebben op dit ketelhuis. Tussen partijen is niet in discussie dat het hotel niet als horecagelegenheid kan functioneren zonder de voorzieningen in dit ketelhuis.
Maandelijkse aflossing lening. Tevens (…) onderhoud”. De maandelijkse aflossing bedroeg € 622,50, waardoor de betaling voor onderhoud neer komt op een bedrag van € 377,50. Van de overige bedragen is niet gebleken dat deze betrekking hadden op werkzaamheden van [de vader] . Noch uit zijn stellingen, noch uit de stukken volgt dat hij op die momenten onderhoud zou hebben gepleegd en tegen welk tarief.
6.De slotsom
7.De beslissing
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van
dinsdag 22 juni 2021, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;