In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 17 september 2019. De zaak betreft de waardevaststelling van een recreatiebungalow gelegen aan [a-straat] 73 a r61 te [Z], vastgesteld door de heffingsambtenaar op € 272.000 per waardepeildatum 1 januari 2017. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en de daaropvolgende aanslag onroerende-zaakbelasting voor het jaar 2018. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 7 april 2021 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij een lagere waarde van € 195.000 (primair) en € 234.000 (subsidiair) heeft bepleit. De heffingsambtenaar heeft de door hem vastgestelde waarde van € 272.000 verdedigd met een taxatiematrix. Het Hof heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast is geslaagd, omdat de rendementsgarantie die aan de vergelijkingsobjecten was verbonden, niet in de waardebepaling voor de Wet WOZ mag worden meegenomen. Het Hof heeft vastgesteld dat de door belanghebbende voorgestelde waarde van € 195.000 niet aannemelijk is gemaakt, maar dat de subsidiaire waarde van € 234.000 wel aannemelijk is gemaakt op basis van de door belanghebbende overgelegde gegevens.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd, de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 234.000 en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.136. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.