ECLI:NL:GHARL:2021:4763

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
200.278.328/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg akte van splitsing en de statutaire doelomschrijving van de Vereniging van Eigenaren in een serviceflat

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante], een voormalige eigenaar van een appartement in serviceflat '[B]', en de Vereniging van Eigenaren (VvE) van deze flat. [Appellante] stelt dat de VvE in strijd handelt met de statutaire doelomschrijving door zorg- en servicediensten aan te bieden, wat volgens haar buiten het bereik van de splitsingsakte valt. De VvE betwist dit en stelt dat deze diensten juist bijdragen aan de gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaren. Het hof heeft het tussenarrest van 13 oktober 2020 overgenomen en na een comparitie van partijen op 25 maart 2021, is het hof tot een oordeel gekomen. Het hof oordeelt dat de VvE niet buiten haar statutaire doelomschrijving treedt door het aanbieden van zorg- en servicediensten. Het hof wijst de grieven van [appellante] af en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de vorderingen van [appellante] zijn afgewezen. Tevens wordt [appellante] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.278.328/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 125968)
arrest van 18 mei 2021
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. R.J. de Boer, die kantoor houdt te Paterswolde,
tegen
Vereniging van Eigenaren Serviceflat " [B] ",
gevestigd te Paterswolde,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
de VvE,
advocaat: mr. T.M. Vollbehr, die kantoor houdt te Groningen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 13 oktober 2020 hier over.
1.2
In het tussenarrest is een comparitie van partijen gelast, die op 25 maart 2021 heeft plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal met de spreekaantekeningen van
[appellante] en de VvE bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1
[appellante] was sinds 1 februari 2013 gerechtigde tot een appartement in serviceflat ‘ [B] ’ te [A] . [appellante] meent dat de VvE in strijd handelt met de statutaire bepalingen uit de splitsingsakte van 23 juni 2010 door zorg- en servicediensten aan te bieden. De VvE deelt deze mening niet. Dit geschil heeft de volgende achtergrond.
2.2
In 1969 is de vereniging Coöperatieve Serviceflat Noordwijk U.A. opgericht. Deze
vereniging had als doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de leden, in
het bijzonder op het gebied van huisvesting en huishouding. De vereniging heeft op
23 september 1969 een bouwterrein aan de [a-straat] te [A] in eigendom
verworven en hierop ‘Serviceflat [B] ’ laten bouwen. Bij akte van splitsing van
3 december 1971 is deze serviceflat gesplitst in appartementsrechten en is de VvE
opgericht.
2.3
Serviceflat [B] is vanaf de ingebruikname bestemd voor bewoning door senioren (ouder dan 50 jaar) en is daarop afgestemd. In de flat zijn onder meer aanwezig zorgassistentie/thuiszorg, een levensmiddelenwinkel, een kapsalon, een fysiotherapeut en een fitnessruimte. Verder wordt gelegenheid geboden elkaar te ontmoeten in een recreatieruimte en is er een recreatiecommissie die gezamenlijke activiteiten organiseert.
2.4
Bij notariële akte van 23 juni 2010 is het reglement van splitsing gewijzigd. Het
reglement van splitsing bepaalt sindsdien onder meer:
C. Schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn en baten die aan de gezamenlijke eigenaars toekomen, reservefonds en onderhoudsplan.
Artikel 9.
1. Tot de schulden en kosten van de gezamenlijke eigenaars als bedoeld in artikel 5:112 lid 1
onder a Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
a. Die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de
gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
b. Die welke verband houden met noodzakelijke herstelwerkzaamheden, vernieuwingen en vervangingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover die ingevolge het reglement of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 5:121 Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaars, en voor zover die niet vallen onder a;
c. De schulden en kosten van de vereniging;
d. Het bedrag van de schadevergoeding door de gezamenlijke eigenaars als zodanig verschuldigd aan één van hen of aan een derde;
e. De gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten verbonden aan het optreden als eiser of als verweerder door of namens de gezamenlijke eigenaars, onverminderd het bepaalde in artikel 13 lid 3;
f. De premies verschuldigd uit hoofde van de verzekeringen, die door dit reglement zijn voorgeschreven of waartoe ingevolge artikel 15 door het bestuur is besloten;
g. De verschuldigde publiekrechtelijke lasten voor zover geen aanslag is opgelegd aan de afzonderlijke eigenaars;
h. De verwarmingskosten in geval het een gemeenschappelijke installatie betreft, waaronder begrepen de kosten van de warmwaterinstallaties, de brandstofkosten, de elektriciteitskosten, de op de desbetreffende kosten betrekking hebbende administratie, alsmede, voor zover van toepassing, de kosten van registratie en de berekening van het warmteverbruik, alles voor zover de eigenaars daarvoor niet afzonderlijk worden aangeslagen;
i. De kosten van het waterverbruik voor zover de eigenaars daarvoor niet afzonderlijke worden aangeslagen;
j. Alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars als
zodanig, daaronder begrepen de schulden en kosten die voortvloeien uit besluiten van de
vergadering.
(...)
D. Jaarlijkse begroting, jaarrekening en bijdragen
Artikel 11.
1. Voor de aanvang van elk boekjaar legt het bestuur aan de vergadering over een begroting voor dat boekjaar, in welke begroting de volgende posten duidelijk moeten zijn onderscheiden:
a. schulden en kosten als bedoeld in artikel 9 lid 1; (...)
2. De begroting wordt vastgesteld door de vergadering. Bij het vaststellen van de begroting bepaalt de vergadering tevens het bedrag dat bij wijze van voorschotbedragen door de eigenaars verschuldigd is, alsmede het aandeel van iedere eigenaar daarin
(...)
Artikel 12.
(…)
3. Bij de vaststelling van de jaarrekening bepaalt de vergadering tevens de definitieve bijdragen van de eigenaars
(...)
F. Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken
Artikel 16.
1. De vereniging voert het beheer over, en draagt zorg voor het onderhoud van, de
gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken.
2. Bij huishoudelijk reglement kan het gebruik, beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken nader worden geregeld.
(...)
M. Vaststelling van de statuten van de vereniging
I. Algemene bepalingen
Artikel 42.
1. De vereniging van eigenaren draagt de naam: “Vereniging van Eigenaren Serviceflat [B] ” en handelt onder dezelfde naam.
(…)
3. De vereniging heeft ten doel het beheer van het gebouw en de grond en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars.
2.5
In het huishoudelijk reglement van de VvE, zoals dat is vastgesteld op 29 juni 2018, is onder meer opgenomen:
PREAMBULE
[B] is een service-appartementencomplex dat zich kenmerkt door zelfstandigheid, zelfredzaamheid en in voorkomende gevallen actieve participatie van de bewoners, waarvan de leeftijd in het algemeen boven de 50 jaar is.
(…)
[B] verleent service aan haar bewoners middels diverse voorzieningen en inwonende
zorgverleners. Er wordt adequaat ingespeeld op actuele ontwikkelingen in de seniorensector.
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
(...)
GEMEENSCHAPPELIJKE GEDEELTEN EN ZAKEN
(…)
ARTIKEL 10: Service voorzieningen
De openingstijden en overige regelingen met betrekking tot de gemeenschappelijke gedeelten waarin servicediensten ten behoeve van bewoners worden aangeboden zoals een kapsalon en winkel, worden vastgesteld door het bestuur.
2.6
Op het moment dat [appellante] op 1 februari 2013 eigenaar van het appartementsrecht werd, dat haar recht gaf op het uitsluitend gebruik van het appartement met appartementsindex 90 in serviceflat [B] , waren de onder 2.3. bedoelde voorzieningen in de serviceflat [B] al vele jaren zichtbaar aanwezig. De kosten ervan werden verwerkt in de eigenaarsbijdragen.
2.7
[appellante] heeft op 27 augustus 2020 haar appartementsrecht aan derden verkocht waarna de levering ervan op 1 december 2020 heeft plaatsgevonden. [appellante] woont niet meer in het appartementencomplex.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
In eerste aanleg heeft [appellante] gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat de VvE door het faciliteren van zorgtaken, de exploitatie van een winkel en het faciliteren van recreatie binnen het gebouw ‘ [B] ’ aan de [a-straat] te [A] buiten het bereik van haar eigen statutaire doelstelling treedt zoals omschreven in artikel 42 lid 3 van de voor haar geldende splitsingsakte. Verder heeft zij gevorderd dat de rechtbank de VvE gebiedt de zorgtaken, de exploitatie van een winkel en het faciliteren van recreatie los te koppelen van haar VvE en onder te brengen in een aparte rechtspersoon.
3.2
De rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, heeft in het vonnis van 29 januari 2020 de vorderingen afgewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.

4.Het geschil in hoger beroep

4.1
In hoger beroep heeft [appellante] haar eis gewijzigd en gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank van 29 januari 2020 vernietigt en voor recht verklaart dat de VvE door het faciliteren van diensten zoals zorgtaken, de exploitatie van een winkel, het faciliteren van recreatie en het doorbelasten van deze kosten bij leegstand binnen het gebouw ‘ [B] ’ aan de [a-straat] te [A] buiten het bereik van haar statutaire doelstelling treedt zoals omschreven in artikel 16 lid 1 jo. 42 lid 3 jo. 9 lid 1 sub a van de voor haar geldende splitsingsakte. Daarmee heeft [appellante] de verklaring voor recht geherformuleerd en uitgebreid en het bij de rechtbank gevorderde gebod ingetrokken.
4.2
De VvE heeft bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging daarin bestaande dat het doorbelasten van de kosten bij leegstand als nieuw geschilpunt aan de orde wordt gesteld bij de vraag of de VvE buiten haar statutaire doelstelling treedt. De VvE heeft aangevoerd dat [appellante] niet in de titel of in het lichaam van de memorie van grieven kenbaar heeft gemaakt dat zij haar eis wijzigt en dat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde nu de vordering in deze vorm in eerste aanleg niet aan de orde is geweest, zodat haar een instantie wordt ontnomen.
Het hof verwerpt het bezwaar. [appellante] heeft bij eerste gelegenheid in hoger beroep de eis bij memorie van grieven gewijzigd. Dat is toegestaan. Ook het onvermeld laten van de eiswijziging in de titel of in het lichaam van de memorie van grieven, voert niet tot de conclusie dat de eiswijziging buiten beschouwing moet blijven.
Weliswaar is dit laatste in strijd met het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven, maar de VvE heeft de eiswijziging gesignaleerd en in hoger beroep ook verweer kunnen voeren. Omdat verder geen omstandigheden zijn aangevoerd en gebleken die meebrengen dat de eiswijziging in strijd is met de goede procesorde, zal worden beslist op de gewijzigde eis.
4.3
[appellante] heeft een drietal grieven gericht tegen het vonnis van de rechtbank. Met de
eerste griefkomt [appellante] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de omschrijving in artikel 5:112 lid 1 onder e BW betreffende het doel van een vereniging van eigenaars meer omvat dan alleen beheer en behoud van de gemeenschappelijke onroerende zaak, dat deze omschrijving voor een serviceflat mee kan brengen dat het faciliteren van zorgtaken, de exploitatie van een winkel en het faciliteren van recreatie onder de wettelijke doelomschrijving kunnen vallen en dat in dit geval uit de vaststaande feiten volgt dat het vanaf het begin de bedoeling van VvE is geweest als gemeenschappelijk belang de zorgtaken, de exploitatie van een winkel en recreatie te faciliteren. De
tweede griefricht zich tegen het oordeel dat artikel 9 lid 1 onder j in samenhang met artikel 42 lid 3 van het reglement bepaalt dat alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars als zodanig gezamenlijk zijn waarbij is verwezen naar het arrest van het hof ’s Hertogenbosch van 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE: 2019:794. Met de
derde griefklaagt [appellante] over het oordeel dat uit het samenstel van artikel 42 lid 3 en artikel 16 lid 2 van de splitsingsakte in samenhang met het aangepaste huishoudelijk reglement duidelijk en objectief kenbaar is dat de VvE zich ook bezighoudt met de behartiging van algemene belangen, dat het duidelijk is dat belangen van eigenaars van een appartementsrecht in een serviceflat voor senioren kunnen zijn gelegen in (de) aanwezigheid in het gebouw van zorg, van een winkel en van mogelijkheden voor recreatie en dat dit feitelijk kenbaar was, ook voor [appellante] .

5.De beoordeling

Plan van aanpak
5.1
De grieven bestrijden, in de kern genomen, het door de rechtbank gegeven oordeel over de vraag of de VvE door zorg- en serviceactiviteiten aan te bieden buiten het bereik van haar statutaire doelomschrijving treedt. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het hof zal allereerst ingaan op het meest verstrekkende verweer van de VvE dat [appellante] onvoldoende belang heeft bij haar vordering in hoger beroep en daarna op de grieven ingaan. De conclusie zal zijn dat [appellante] weliswaar nog een belang heeft, maar dat de grieven niet kunnen slagen. Het vonnis zal worden bekrachtigd en voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Voldoende belang?
5.2
De VvE heeft aangevoerd dat [appellante] geen voldoende belang meer heeft bij haar vorderingen in de procedure nu zij het appartementsrecht heeft overgedragen aan derden. Zij is daarmee geen lid meer van de VvE en tussen haar en de VvE bestaat geen rechtsverhouding meer.
5.3
Op grond van artikel 3:303 BW juncto artikel 3:59 BW moet de vordering van
[appellante] in hoger beroep worden afgewezen als haar belang daarbij onvoldoende is om een procedure in hoger beroep te rechtvaardigen. Naar het oordeel van het hof is daarvan in dit geval geen sprake. In de eerste plaats ligt in de grieven en de vordering besloten dat [appellante] de in eerste aanleg uitgesproken kostenveroordeling ook bestrijdt. Dat hiertegen niet expliciet een grief is gericht, maakt dit oordeel niet anders. Hier komt bij dat [appellante] haar belang verder heeft gemotiveerd door te stellen dat bij toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht zij op basis van onverschuldigde betaling een vordering heeft op de VvE ten aanzien van te veel betaalde servicekosten tijdens de periode dat zij appartementsgerechtigde was. De desbetreffende besluiten zouden geen of geen deugdelijke juridische grondslag hebben gehad. Naar het oordeel van het hof brengen deze twee belangen samen met zich dat het hoger beroep voldoende gerechtvaardigd is en wordt het beroep op het ontbreken van voldoende belang, verworpen.
Overschrijding van de statutaire doelomschrijving?
5.4
[appellante] heeft gesteld dat de zorg- en serviceactiviteiten die door de VvE worden aangeboden buiten het bereik van de statutaire doelomschrijving vallen. De VvE zou om die reden de kosten die daaraan verbonden zijn niet aan de eigenaren kunnen doorbelasten. Uit de splitsingsakte dient herleid te worden wat het gemeenschappelijk belang van de eigenaars is, maar nu daarover in de stukken niets nader is omschreven brengt dit mee, aldus [appellante] , dat het gemeenschappelijk belang slechts ziet op het ordentelijk onderhoud en beheer van het gemeenschappelijke gedeelte van het gebouw en de grond.
5.5
De VvE betwist dat zij buiten haar wettelijke of statutaire bevoegdheden treedt. De zorg- en servicediensten zijn vanaf het begin van de oprichting van de serviceflat door de VvE aangeboden, zoals al blijkt uit haar statutaire naam. Zij wijst verder op artikel 5:112 BW dat bepaalt dat een vereniging van eigenaars ten doel heeft het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaars. Dit is voor de VvE opgenomen in artikel 42 van het splitsingsreglement en de kosten daarvan zijn geregeld in artikel 9 van dat reglement.
5.6
Het hof overweegt als volgt. Artikel 5:112 lid 1, onder e BW bepaalt dat het in de akte van splitsing op te nemen reglement moet inhouden de oprichting van een vereniging van eigenaars, die ten doel heeft het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de appartementseigenaars en de statuten van de vereniging. Uit de wet en de wetsgeschiedenis volgt dat onder het ‘behartigen van gemeenschappelijke belangen’ meer kan worden begrepen dan enkel het voeren van beheer en onderhoud van het gebouw en de grond. Gemeenschappelijk belangen kunnen in de akte van splitsing en het daarin opgenomen reglement en statuten nader worden omschreven en vervolgens worden uitgewerkt in het huishoudelijk reglement.
5.7
Wat in dit geval de akte van splitsing, met het daarin opgenomen (en later aangepaste) reglement en de statuten, met zich brengt is een kwestie van uitleg. Bij de uitleg van een notariële splitsingsakte komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling van degene die tot splitsing is overgegaan. Deze bedoeling moet naar objectieve maatstaven worden afgeleid uit de omschrijving in die akte, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte. De rechtszekerheid vergt dat slechts acht mag worden geslagen op gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven splitsingsstukken kenbaar zijn.
Indien de ingeschreven splitsingsstukken voor verschillende uitleg vatbaar zijn, dient de rechter vast te stellen welke uitleg van deze stukken naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is. [1]
5.8
In dit geval is in de akte van splitsing, onder de statuten van de vereniging, in artikel 42 lid 3 bepaald dat de vereniging ten doel heeft ‘het beheer van het gebouw en de grond en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars’. Tussen partijen staat vast dat de aangeboden zorg- en servicediensten niet vallen onder het beheer van het gebouw en de grond. De kosten daarvan komen in beginsel op basis van artikel 9 lid 1 sub a en verder voor rekening van de gezamenlijke eigenaars. Artikel 16 van de splitsingsakte kent het beheer van het gebouw en de grond nader toe aan de VvE. Een dergelijke nadere toekenning aan de VvE van het behartigen van de gemeenschappelijke belangen ontbreekt weliswaar, maar dat neemt niet weg dat blijkens het gebruik van het voegwoord ‘en’ in artikel 42 lid 3 van de splitsingsakte, het behartigen van de gemeenschappelijke belangen een aan het voeren van het beheer nevengeschikt en daarmee zelfstandig doel van de VvE is. Dat in de splitsingsakte verder niet nader is omschreven wat de gemeenschappelijke belangen concreet zijn, brengt tegen deze achtergrond niet met zich dat het gemeenschappelijk belang slechts kan zien op het ordentelijk onderhoud en beheer van het gemeenschappelijke gedeelte van het gebouw en de grond, zoals [appellante] heeft betoogd. Aan die stelling gaat het hof dan ook verder voorbij.
5.9
Gezien de gevorderde verklaring voor recht, ligt enkel de vraag voor of de VvE door het aanbieden van de nader omschreven zorg- en servicediensten buiten het bereik van haar statutaire doelomschrijving treedt, te weten ‘het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars’. Dat is naar het oordeel van het hof niet het geval. Redengevend daarvoor is het volgende. Uit de naamgeving van de VvE in artikel 42 lid 1 van de splitsingsakte blijkt dat het in dit geval een vereniging van eigenaars van een serviceflat betreft. Met een serviceflat wordt naar algemeen spraakgebruik bedoeld een woonvorm met (zorg-)faciliteiten die vaak vooral is bestemd voor senioren. Onder de ruime omschrijving ‘gemeenschappelijke belangen van de eigenaars’ van een dergelijke serviceflat valt naar het oordeel van het hof de door de VvE gefaciliteerde zorgtaken, de exploitatie van de winkel en de gefaciliteerde recreatie. Dat het faciliteren van deze diensten ook door de eigenaars als gemeenschappelijk belang wordt ervaren, is door de VvE gemotiveerd aangevoerd onder verwijzing naar onder meer de ‘Uitslag tevredenheidsonderzoek Serviceflat [B]
mei 2018’, het ‘Adviesrapport van de Werkgroep service Noordwijk’ uit 2019 en het ‘Gebruiksonderzoek bewoners en eigenaars Serviceflat [B] , resultaten’ uit 2020. Dat in de splitsingsakte deze gemeenschappelijke belangen van de eigenaars van de serviceflat niet nader zijn omschreven, alhoewel de mogelijkheid daartoe op basis van het wettelijk systeem bestond, maakt dit oordeel niet anders.
5.1
De stelling van [appellante] dat het doorbelasten van de kosten voor zorg- en servicediensten bij leegstand aan de eigenaars plaatsvindt en dat de VvE daarmee buiten de doelomschrijving treedt, is door de VvE gemotiveerd betwist. Het hof is van oordeel dat omdat het faciliteren van zorg- en servicediensten onder de statutaire doelstelling valt, doorbelasting van die kosten in ieder geval niet in strijd is met deze doelstelling. De statutaire doelomschrijving staat aan het doorbelasten van deze extra kosten wegens leegstand niet in de weg.
Het hof overweegt hierbij dat jaarlijks de definitieve bijdrage van de appartementseigenaars wordt vastgesteld door de algemene ledenvergadering en dat tegen de genomen besluiten een rechtsgang openstaat. Die besluiten liggen nu niet ter beoordeling voor. Aan de stellingen aangaande opleidingskosten van een voormalig directeur gaat het hof voorbij, nu [appellante] aan deze stellingen verder geen rechtsgevolgen heeft verbonden.
5.11
Nu redengevende feiten of omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen verder niet zijn gesteld of gebleken, leidt het voorgaande tot de conclusie dat de VvE door het faciliteren van diensten zoals zorgtaken, de exploitatie van een winkel, het faciliteren van recreatie en het doorbelasten van deze kosten bij leegstand niet buiten het bereik van haar statutaire doelomschrijving treedt. In het bijzonder doet ze dat niet waar het gaat om ‘het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaars’. De vraag of de kosten die worden gemaakt bij de behartiging van deze gemeenschappelijke belangen alle voor rekening van de gezamenlijke eigenaars kunnen worden gebracht op basis van artikel 9 lid 1 sub j van de splitsingsakte, zoals de VvE heeft betoogd, is een vraag die niet aan het hof is voorgelegd, zodat het zich daarover ook niet zal uitspreken.
De slotsom
5.12
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. De gewijzigde eis zal worden afgewezen. [appellante] zal ook in deze procedure in de proceskosten worden veroordeeld (tarief II, 2 punt waarbij aan de akte die is genomen na de memorie van antwoord geen punt is toegekend) te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten. Als niet weersproken zal het hof ook de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 29 januari 2020 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen;
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep. Tot nu toe worden die vastgesteld op € 760,- aan procedurele kosten (verschotten) en € 2.228,- aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hiervoor genoemde bedragen vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest;
veroordeelt [appellante] in de nakosten, begroot op € 157, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Wichers, D.H. de Witte en P. Roorda en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
18 mei 2021.

Voetnoten

1.Vgl. HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:337 en HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1511.