Uitspraak
1.[appellant zaak 1/geïntimeerde1 zaak 2] ,
[appellant zaak 1/geïntimeerde1 zaak 2],
[appellante zaak 1/geïntimeerde2 zaak 2],
[appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s.,
[geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2],
[geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2],
[appellant zaak 1/geïntimeerde1 zaak 2],
[appellante zaak 1/geïntimeerde2 zaak 2],
[appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s.,
1.Het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
“(…) tijdens de inspectie is de conclusie getrokken dat diverse werkzaamheden aan de aanbouw en bestaande woning niet juist en/of onvolledig zijn uitgevoerd. (…)”De herstelkosten worden geraamd op € 6.289,- inclusief btw. Naar aanleiding van dit rapport is [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] bij e-mail van 15 februari 2017 aansprakelijk gesteld en verzocht om binnen zeven dagen met een reactie en herstelplan te komen.
“De werkzaamheden zijn voor een groot deel niet correct uitgevoerd. Wellicht onder tijds en/of financiële druk uitgevoerd. Advies om HADO of een andere constructeur er even naar te laten kijken.”[D] komt op een bedrag aan herstelkosten van ongeveer € 5.830,-.
“Hierbij valt ons op dat de uitgevoerde werkzaamheden veel slechte en ondoordachte detailleringen kent en er sprake is van onvoldoende vakmanschap dan wel vakkennis.”De herstelkosten worden begroot op € 54.250,-.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
200.250.556/01. Vervolgens heeft de rechtbank bij eindvonnis van 2 januari 2019 de vordering van [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] in reconventie afgewezen. Hiertegen is door [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] hoger beroep ingesteld. In hoger beroep vordert [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] vernietiging van dit vonnis en alsnog toewijzing van zijn reconventionele vordering. Dit hoger beroep is bij het hof bekend onder nummer
200.257.421/01. Verder is door [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. een verzoek ingediend bij het hof (ingekomen op 3 april 2019) tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht. Deze zaak is bij het hof bekend onder nummer
200.250.556/02.
[appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. vorderen echter ook schadevergoeding ten aanzien van een pas onlangs ontdekt gebrek, namelijk aan de isolatie van het bijgebouw. Op dit punt is wel degelijk sprake van een eisvermeerdering. De vraagstelling aan de deskundigen was heel ruim. Als er in die situatie, na het bindend advies van de deskundige, nog een nieuw gebrek wordt ontdekt, dan is het te laat om dat nu nog in te brengen in de procedure. Door [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. is ook niet toegelicht waarom in dit geval sprake is van een uitzonderingssituatie die maakt dat de eisvermeerdering wel toelaatbaar is. Het hof staat de eiswijziging op dit punt niet toe.
€ 6.150,- over de periode 1 april 2017 tot 22 december 2018 en voor wat betreft de reiskosten op een bedrag van in totaal € 19.297,31 over de periode 1 april 2017 tot 22 december 2018. In hoger beroep wordt uitgegaan van een kortere periode dan in eerste aanleg. In eerste aanleg werd gerekend vanaf 1 januari 2017 terwijl in de gewijzigde eis wordt gerekend vanaf 1 april 2017. In zoverre is er dan ook sprake van een vermindering van eis. Verder is het bedrag waarop aanspraak wordt gemaakt niet gewijzigd, maar een concretisering van de vordering zoals die in eerste aanleg ook was geformuleerd. Het hof verwerpt het bezwaar van [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] dan ook en staat de eiswijziging toe, nu het hof ook overigens niet is gebleken dat deze in strijd is met de goede procesorde.
“Op grond van het vorenstaande[expertiserapport Hanselman
sommeer ik u namens cliënten om binnen vijf weken na dagtekening van deze brief over te gaan tot (deugdelijk) herstel van de gebreken aan het door u uitgevoerde werk en de aanbouw alsnog conform de verleende omgevingsvergunning en de door de gemeente goedgekeurde bouwtekening te realiseren. Indien u het voorgaande nalaat, ben u juridisch in verzuim.”De termijn liep tot 8 juli 2017. Namens [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] is door [D] bij brief van 16 juni 2017 inhoudelijk gereageerd. De reactie komt er op neer dat niet alle gebreken in het rapport van Hanselman worden erkend en voorgesteld wordt om eerst in overleg te treden over de uit te voeren herstelwerkzaamheden. In reactie hierop laat de gemachtigde van [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. bij e-mail van 3 juli 2017 weten dat zij niet instemmen met het voorstel van [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] , dat de termijn om de gebreken te herstellen binnenkort verloopt en dat zij zich alle rechten en weren voorbehouden. Namens [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] is vervolgens door [D] gereageerd bij brief van 10 juli 2017 waarin is aangegeven welke werkzaamheden [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] bereid is uit te voeren. Uit deze gang van zaken volgt dat [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] binnen de gestelde termijn van vijf weken niet tot herstel van de gebreken is overgegaan. [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] heeft zich weliswaar bereid getoond een deel van de werkzaamheden, na overleg te herstellen, maar dit is in het licht van de sommatie niet voldoende. Hieraan doet niet af dat namens [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. is aangegeven dat zij het gevraagde herstelplan afwachten, omdat zij [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] tegelijkertijd hebben gewezen op de termijn zodat niet kan worden gezegd dat [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. afstand hebben gedaan van de gestelde termijn. Verder is bij de ingebrekestelling ook niet de voorwaarde van een herstelplan gesteld. Dat herstelplan is pas aan de orde gekomen in verband met de wens van [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] om in overleg te treden over de uit te voeren herstelwerkzaamheden. Anders dan [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] meent, kan uit de briefwisseling verder niet worden opgemaakt dat [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] niet daadwerkelijk in de gelegenheid hebben willen stellen om na te komen. Naar het oordeel van het hof is [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] dan ook in verzuim geraakt. Dat de gegeven termijn van vijf weken te kort zou zijn, is niet gebleken. [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] voert in dit kader nog aan dat [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. hem geen toegang tot het werk hebben verleend, maar [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] gaat er aan voorbij dat hij in de periode van vijf weken nimmer heeft verzocht om toegang tot het werk en ook overigens is niet gebleken dat [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] de toegang hebben geweigerd.
“De extra woonlasten zijn tot op heden niet betaald, maar de ouders van meneer hebben wel een vordering op cliënten. Er zijn afspraken gemaakt over de afbetaling hiervan en het moment waarop dat zal ingaan.”Concrete informatie over de wijze van afbetaling ontbreekt echter. Verder ontbreekt ook een concreet en ter zake dienend bewijsaanbod op dit punt. Omdat niet kan worden vastgesteld dat [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. daadwerkelijk extra woonkosten hebben moeten maken, is de vordering ter zake van de woonlasten niet toewijsbaar.
€ 2372,50” op in mindering te brengen. Partijen zijn het er over eens dat van het totaal bedrag een bedrag van € 34.712,69 is betaald. Verwezen zij opnieuw naar het overzicht van [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. van 30 oktober 2016. Dit overzicht komt weliswaar uit op een lager bedrag namelijk € 34.118,80 maar dat komt omdat [appellanten zaak 1/geïntimeerden zaak 2] c.s. hebben verzuimd een betaald bedrag van € 593,89 mee te nemen. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat een bedrag van € 1.719,60 van de aanneemsom onbetaald is gebleven (€ 36.674,29 minus € 34.712,69 minus correctie keukenglas € 242,-), welk bedrag door [geïntimeerde zaak 1/appellant zaak 2] wordt gevorderd. Dit bedrag is toewijsbaar te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf
5.De slotsom
€ 2.148,-(2 punten x tarief IV € 1.074,-)
€ 4.897,50(2,5 punten x tarief IV € 1.959,-)
€ 1.518,-(2 punt x tarief I € 759,-)