Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde1],
[geïntimeerde2],
[geïntimeerden] c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de niet-nakoming van een koopovereenkomst voor een woning. De appellant, wonende te [A], had op 16 juni 2017 een koopovereenkomst gesloten met de geïntimeerden, die gezamenlijk wonen te [B]. De overeengekomen koopsom bedroeg € 227.000,-. De appellant had een hypothecaire geldlening aangevraagd, maar deze werd afgewezen. Hij heeft de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst te laat ingeroepen en heeft de woning niet afgenomen op de afgesproken datum van 31 augustus 2017. De geïntimeerden hebben de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op een contractuele boete van € 22.700,-, wat 10% van de koopsom is. De appellant is in gebreke gebleven met de betaling van deze boete, wat leidde tot een rechtszaak.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van de geïntimeerden toegewezen. De appellant is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzoekt om matiging van de boete en afwijzing van de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld. Het hof stelt vast dat de boete niet buitensporig is en dat de omstandigheden van de zaak geen aanleiding geven tot matiging. De appellant heeft geen tijdig beroep gedaan op het financieringsvoorbehoud, wat zijn verantwoordelijkheid was. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter en wijst de kosten van het hoger beroep toe aan de appellant.
De uitspraak van het hof is gedaan op 4 mei 2021, waarbij de kosten van het hoger beroep zijn vastgesteld op € 741,- aan griffierecht en € 2.228,- aan salaris advocaat. Het hof verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.