ECLI:NL:GHARL:2021:4304
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over proceskosten na regeling op zitting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde]. De procedure is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, die op 6 maart 2020 een vonnis heeft gewezen. In dat vonnis zijn de proceskosten in conventie gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit was het gevolg van een minnelijke regeling die partijen tijdens de zitting hebben bereikt, met uitzondering van de proceskosten.
[Appellant] heeft in hoger beroep twee grieven ingediend. Ten eerste stelt hij dat de voorzieningenrechter [geïntimeerde] had moeten veroordelen in de volledige proceskosten in reconventie, omdat zij een onnodige procedure heeft gestart. Ten tweede betoogt hij dat de voorzieningenrechter de proceskosten in conventie niet had mogen compenseren. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter terecht de proceskosten heeft gecompenseerd, omdat er geen partij in het ongelijk is gesteld en de korte relatie tussen partijen een aanvullende reden vormt voor compensatie.
Wat betreft de proceskosten in reconventie oordeelt het hof dat, indien er grond zou zijn geweest voor een proceskostenveroordeling, deze om dezelfde redenen als in conventie gecompenseerd zouden moeten worden. Het hof wijst het bewijsaanbod van [appellant] af, omdat een kort geding zich daar niet voor leent.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op € 332,- aan griffierecht en € 787,- voor salaris van de advocaat. Het arrest is uitgesproken op 4 mei 2021.