In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de vermogensrechtelijke afwikkeling van een huwelijk dat onder Turks recht valt, evenals de partneralimentatie. De partijen, een man en een vrouw, zijn in 2012 in Turkije gehuwd en hebben geen kinderen samen, maar de man heeft wel kinderen uit eerdere huwelijken. De vrouw heeft op 30 januari 2019 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna de rechtbank Gelderland op 12 november 2019 een beschikking heeft gegeven over de alimentatie en de vermogensverdeling. De vrouw is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking, met grieven die betrekking hebben op de vermogensrechtelijke afwikkeling en de partneralimentatie. Het hof heeft de feiten en de procedure in eerste aanleg besproken en de relevante juridische kaders uiteengezet, waaronder de toepasselijkheid van het Turkse recht op de vermogensrechtelijke afwikkeling. Het hof heeft de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie vastgesteld en de draagkracht van de man beoordeeld. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de man geen draagkracht heeft om een bijdrage aan de vrouw te leveren. Wat betreft de vermogensrechtelijke afwikkeling heeft het hof de verwervingen van beide partijen in kaart gebracht en bepaald dat de man aan de vrouw een bedrag van € 10.584,07 moet betalen, inclusief een vergoeding voor de inboedel. De beschikking van de rechtbank is deels bekrachtigd en deels vernietigd, met specifieke opdrachten aan de man om de vrouw te ontslaan uit hoofdelijke aansprakelijkheid voor bepaalde schulden en om de vrouw te helpen bij het terugkrijgen van vier gouden armbanden.