ECLI:NL:GHARL:2021:3898

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.262.365/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van openstaande facturen door appellant aan drinkwaterbedrijf WMD en de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een geschil tussen [appellant], wonende te [A], en WMD Drinkwater B.V., gevestigd te Assen. WMD vordert betaling van openstaande facturen van [appellant] ter hoogte van € 2.884,76, voortvloeiend uit een vermeende overeenkomst tot levering van drinkwater. De kern van de zaak is de vraag of er daadwerkelijk een overeenkomst tot stand is gekomen tussen partijen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er een overeenkomst was en had [appellant] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.357,04, vermeerderd met kosten.

In hoger beroep heeft [appellant] betwist dat er een overeenkomst is gesloten en stelt hij dat hij niets verschuldigd is aan WMD. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat een overeenkomst tot stand komt door aanbod en aanvaarding, en dat dit niet per se schriftelijk hoeft te zijn vastgelegd. WMD heeft bewijs geleverd van een telefonische aanmelding door [appellant] voor de waterlevering en heeft een welkomstbrief overgelegd die de aanmelding bevestigt.

Het hof concludeert dat er voldoende bewijs is dat [appellant] zich heeft aangemeld voor de waterlevering en dat hij heeft toegezegd de facturen te betalen. Echter, het hof heeft ook vastgesteld dat de factuur van 13 februari 2016 niet gespecificeerd is en dat WMD in de gelegenheid wordt gesteld om dit te verduidelijken. Daarnaast heeft [appellant] gevorderd dat het door WMD gelegde derdenbeslag onder het UWV nietig wordt verklaard, maar het hof heeft deze vordering niet in behandeling genomen omdat deze niet in hoger beroep kan worden ingesteld. Het hof houdt verdere beslissingen aan en stelt WMD in de gelegenheid om bij akte te reageren op de specificatie van de factuur.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.262.365/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 7358542)
arrest van 20 april 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. W.J. Lenstra, kantoorhoudend te Utrecht,
tegen
WMD Drinkwater B.V.,
gevestigd te Assen,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
WMD,
advocaat: mr. P. van Rossum, kantoorhoudend te Assen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 3 maart 2020 hier over.
1.2
In dit tussenarrest is een comparitie van partijen bepaald op 1 maart 2021. Deze comparitie heeft geen doorgang gevonden. Partijen hebben hun pleitaantekeningen aan het hof toegezonden en vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1
WMD vordert in dit geschil betaling van [appellant] van een bedrag van € 2.884,76.
WMD legt aan deze vordering ten grondslag dat zij een overeenkomst met [appellant] heeft gesloten tot levering van drinkwater op het adres [a-straat] 16 te [B] en dat [appellant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst door een drietal facturen (gedeeltelijk) onbetaald te laten.
2.2
In deze procedure draait het om de vraag of er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en of [appellant] op grond daarvan veroordeeld moet worden tot betaling van de openstaande facturen van WMD.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1
WMD heeft bij de rechtbank gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen van € 2.357,04, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten.
3.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellant] een overeenkomst met WMD heeft gesloten ten aanzien van de waterlevering aan het adres [a-straat] 16 te [B] en dat [appellant] betaling verschuldigd is van de openstaande facturen ter hoogte van € 2.357,04. De kantonrechter heeft verder de gevorderde wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten van € 353,56 toegewezen en [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.Wat is het oordeel van het hof?

4.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Hij is van mening dat hij geen overeenkomst met WMD heeft gesloten en daarom niets verschuldigd is aan WMD. Het hof zal de drie grieven van [appellant] hierna gezamenlijk bespreken.
4.2
Bij beantwoording van de vraag of tussen [appellant] en WMD een overeenkomst tot stand is gekomen, stelt het hof het volgende voorop. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Aanbod en aanvaarding zijn wilsverklaringen. Die wilsverklaringen kunnen in elke vorm worden gedaan en ze kunnen ook in een of meer gedragingen besloten liggen (artikel 3:37 BW). Een overeenkomst hoeft dan ook niet schriftelijk vastgelegd (en ondertekend) te worden om tot stand te komen en rechtsgeldig te zijn.
4.3
WMD heeft gesteld dat [appellant] zich op 28 augustus 2015 telefonisch heeft aangemeld voor het leveren van water op het adres [a-straat] 16 te [B] . WMD heeft ter onderbouwing van deze stelling de welkomstbrief die zij op 1 september 2015 aan [appellant] (op het adres [a-straat] 16 te [B] ) heeft verzonden overgelegd. In deze brief worden onder andere de adresgegevens, de ingangsdatum (27 augustus 2015) en de meterstand op de ingangsdatum genoemd en wordt verzocht contact op te nemen indien de gegevens onjuist of niet compleet zijn. Verder heeft WMD verwezen naar haar interne logboek, waarin genoteerd staat dat [appellant] zich op 28 augustus 2015 heeft aangemeld. In het logboek wordt benoemd dat aan [appellant] in 2016 een brief met aankondiging van afsluiting is verzonden, en dat [appellant] naar aanleiding daarvan heeft gebeld om een betalingsregeling te treffen ter zake van de openstaande facturen. Het logboek vermeldt in dit verband:
“De heer [appellant] belde vanmiddag n.a.v. de brief aankondiging afsluiting. (…) Hij gaf aan dat er waarschijnlijk iets fout is gegaan met doorgeven van de meterstand, omdat hij nooit zoveel water heeft verbruikt. Daarom gaat hij deze week nog weer terug naar [B] om de meterstand te checken. Meneer [appellant] wou ons ook geruststellen dat hij wel gaat betalen, dus dat er geen deurwaarder aan te pas hoeft te komen. (…)”.
4.4
WMD heeft hiermee voldoende onderbouwd dat tussen haar en [appellant] een overeenkomst tot stand is gekomen. [appellant] heeft weliswaar betwist dat hij zich telefonisch heeft aangemeld en dat hij een welkomstbrief van WMD heeft ontvangen, maar hij heeft de overige telefoongesprekken die in het logboek worden vermeld niet weersproken. Daarmee staat vast dat [appellant] WMD telefonisch verzocht heeft een betalingsregeling te treffen ter zake van de openstaande facturen en dat hij heeft toegezegd deze facturen te zullen betalen. De stelling van [appellant] dat hij alleen een betalingsregeling heeft verzocht om uit te kunnen zoeken welke onderhuurder van het pand de wateraansluiting op zijn naam had, kan hem daarbij niet baten. Die stelling verdraagt zich immers niet met de toezegging van [appellant] aan WMD de facturen te zullen betalen. Voor zover het [appellant] erom te doen was de onderhuurder te achterhalen die voor de kosten van het waterverbruik op zou moeten draaien, geldt dat [appellant] als de contractuele tegenpartij van WMD heeft te gelden, ook indien een onderhuurder het water daadwerkelijk verbruikt heeft. [appellant] is ook in dat geval gehouden de facturen te betalen.
Het hof gaat verder voorbij aan de stelling van [appellant] dat geen overeenkomst tot stand is gekomen omdat WMD de overeenkomst niet schriftelijk heeft vastgelegd terwijl dit wel op haar weg had gelegen omdat WMD een professioneel nutsbedrijf met een openbare functie is. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen, hoeft een overeenkomst niet schriftelijk te worden vastgelegd om rechtsgeldig te zijn, ook niet als zij wordt aangegaan door een drinkwaterbedrijf.
4.5
Uit het voorgaande volgt dat [appellant] een overeenkomst tot levering van drinkwater met WMD heeft gesloten en dat hij op grond daarvan gehouden is de facturen voor geleverd drinkwater te betalen. [appellant] heeft erop gewezen dat volgens het logboek van WMD hij zich eerst op 28 augustus 2015 heeft aangemeld, maar dat de factuur van 13 februari 2016 drinkwaterverbruik vanaf 2 december 2014 in rekening brengt. Omdat de welkomstbrief van WMD 27 augustus 2015 als ingangsdatum vermeldt, gaat het hof er vanuit dat niet eerder dan per 27 augustus 2015 een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. WMD heeft daarbij niet onderbouwd dat [appellant] met zijn in het logboek opgetekende toezegging de facturen te zullen betalen ook het oog heeft gehad op betaling van het waterverbruik van vóór 27 augustus 2015, althans op grond waarvan WMD redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat [appellant] die bedoeling had. Verder heeft WMD haar vermoeden dat [appellant] al voor 1 juli 2015 van het gehuurde gebruik maakte niet onderbouwd. [appellant] kan dan ook niet worden gehouden drinkwater te betalen dat voor het sluiten van de overeenkomst verbruikt is. Nu de factuur van WMD van 13 februari 2016 niet nader gespecificeerd is, zal het hof WMD in de gelegenheid stellen bij akte te specificeren welk bedrag in rekening wordt gebracht ter zake van het drinkwaterverbruik vanaf 27 augustus 2015. Uitgangspunt daarbij kan zijn de, uit het logboek blijkende en niet weersproken, meterstand per 28 augustus 2015 van 1.746 m3. [appellant] zal de gelegenheid krijgen hierop bij antwoordakte te reageren.
4.6
[appellant] heeft verder gevorderd voor recht te verklaren dat het door WMD gelegde derdenbeslag onder het UWV nietig is en moet worden opgeheven. Op grond van artikel 353 lid 1 Rv kan [appellant] echter niet voor het eerst in hoger beroep een eis in reconventie instellen, waardoor het hof niet toekomt aan beoordeling van deze vordering.
4.7
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
De beslissing
Het hof stelt WMD in de gelegenheid zich uiterlijk
dinsdag 4 mei 2021bij akte uit te laten als bedoeld in rechtsoverweging 4.5.
Het hof houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. R.E. Weening, mr. W.P.M. ter Berg en mr. J. Smit en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 20 april 2021.