ECLI:NL:GHARL:2021:3893

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
200.211.929/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot afsplitsing in hoger beroep na cassatieberoep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2021, is het verzoek van het Waterschap Vechtstromen en andere betrokken partijen tot afsplitsing van de procedure afgewezen. De zaak betreft een hoger beroep waarin het Waterschap c.s. beroep in cassatie heeft ingesteld tegen [appellant], maar de procedure tegen [F] c.s. onverkort wil voortzetten. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure van rechtswege is geschorst door het instellen van het cassatieberoep, waardoor [appellant] geen aktes meer mag nemen. Het hof heeft het verzoek tot afsplitsing afgewezen, omdat dit zou leiden tot grote processuele complicaties en het risico op tegenstrijdige oordelen aanzienlijk zou zijn. De hele procedure is geschorst en kan opnieuw op de rol worden geplaatst zodra het cassatieberoep is afgewikkeld. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.211.929/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/187568 / HA ZA 16-251)
arrest van 20 april 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
hierna:
[appellant],
appellant in principaal appel, tevens geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen:
[appellant],
advocaat: mr. C.F. van Helvoirt, kantoorhoudend te Arnhem,
tegen

1.de publiekrechtelijke rechtspersoonWaterschap Vechtstromen,

zetelende te Almelo,
hierna:
het Waterschap,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden in het principaal appel, tevens eisers in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
het Waterschap c.s.,
advocaat: mr. D.G.J. Sanderink, kantoorhoudend te Enschede,
en
de op grond van artikel 118 Rv opgeroepen derden
1. [C]zowel in privé als in hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder de firma Rederij [E] v.o.f.,
wonende te [B] ,
2. [D]zowel in privé als in hoedanigheid van vennoot van de vennootschap onder de firma Rederij [E] v.o.f.,
wonende te [B] ,
3. Rederij [E] v.o.f.,
gevestigd te [B] ,
hierna te noemen:
Rederij [E],
gezamenlijk te noemen:
[F] c.s.,
advocaat: mr. D.F. Fransen, kantoorhoudend te Zwolle,
en

4.Coöperatieve Rabobank U.A.,

gevestigd te Utrecht,
niet verschenen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van de procedure naar de tussenarresten van
7 juli 2020 en 24 november 2020.
1.2
Vervolgens hebben het Waterschap c.s. op 2 maart 2021 een akte genomen waarin zij meedelen dat zij beroep in cassatie hebben ingesteld, uitsluitend tegen [appellant] maar dat zij de procedure tegen [F] c.s. onverkort bij dit hof willen voortzetten en aandringen op het bepalen van een mondelinge behandeling op korte termijn.
1.3
Op 30 maart 2021 hebben zowel [appellant] als [F] c.s. een antwoordakte genomen.
1.4
Het Waterschap c.s. hebben bezwaar gemaakt tegen de akte van [appellant] , stellende dat de procedure tussen het Waterschap c.s. en [appellant] van rechtswege is geschorst als gevolg van het instellen van het beroep in cassatie en [appellant] geen aktes meer mag nemen.

2.De beoordeling

2.1
Het hof verwerpt het bezwaar van het Waterschap c.s. betreffende de akte van [appellant] . Het Waterschap c.s. hebben het verzoek gedaan om de procedure op te splitsen en voort te zetten tussen uitsluitend het Waterschap c.s. en [F] c.s., daarbij de positie van de Rabobank in het midden latend. [appellant] heeft het recht zich over dit uitzonderlijke verzoek uit te laten dat betrekking heeft op het verdere verloop van de procedure, maar niet ziet op de als gevolg van het ingestelde cassatieberoep geschorste inhoudelijke behandeling van het geschil tussen het Waterschap c.s. en [appellant] . Overigens hebben [F] c.s. zich geconformeerd aan de inhoud van de akte van [appellant] .
2.2
Het hof ziet geen redenen om de procedure tegen [F] c.s. af te splitsen en voort te zetten. Deze afsplitsing – zo al mogelijk – leidt tot grote processuele complicaties ( [F] c.s. hebben aangegeven mogelijk tussen te willen komen in cassatie, [appellant] overweegt een incidenteel cassatieberoep, de positie van Rabobank is bij afsplitsing geheel onduidelijk). Bij het doorprocederen over hetzelfde feitensubstraat bij meerdere rechterlijke colleges is het risico op tegenstrijdige oordelen zeer aanzienlijk, hetgeen het hof allesbehalve wenselijk voorkomt.
2.3
Het hof zal dan ook het verzoek van het Waterschap c.s. afwijzen. De hele procedure is geschorst als gevolg van het instellen van het cassatieberoep door het Waterschap c.s. Het hof zal de zaak ambtshalve doorhalen op de rol. De meest gerede partij kan, indien het cassatieberoep is afgewikkeld en de daarin genomen beslissingen daartoe aanleiding geven, de zaak weer op de rol plaatsen.

3.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
wijst het verzoek tot afsplitsing van en voortprocederen in de procedure tussen het Waterschap c.s. en [F] c.s. af;
verstaat dat de procedure is geschorst als gevolg van het instellen van het beroep in cassatie door het Waterschap c.s.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, R.E. Weening en J. Smit en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
20 april 2021