In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erfgenamen van de heer [erflater], die in 2005 een onroerende zaak heeft gekocht van [geïntimeerden] c.s. De onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat 1] te [G], had de bestemming 'bedrijfswoning', maar deze informatie is niet aan de koper medegedeeld. Na het overlijden van erflater hebben de erfgenamen de onroerende zaak te koop aangeboden, maar deze is niet verkocht en staat leeg. De erfgenamen hebben [geïntimeerden] c.s. aansprakelijk gesteld voor toerekenbare tekortkoming en onrechtmatige daad, omdat zij de bestemming niet hebben vermeld. De kantonrechter heeft de vorderingen van de erfgenamen afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de erfgenamen onvoldoende bewijs hebben geleverd dat erflater niet op de hoogte was van de bestemming. Het hof oordeelt dat de bewijslast bij de erfgenamen ligt en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een omkering van de bewijslast rechtvaardigen. Het hof heeft de grieven van de erfgenamen verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de erfgenamen zijn veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.