AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Medeplegen van verduistering door een bewindvoerder en haar partner
In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1951 en woonachtig in [woonplaats], is veroordeeld voor het medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd. De verdachte en haar medeverdachte hebben in de periode van 1 juni 2012 tot en met 7 maart 2016, terwijl zij als bewindvoerders optraden voor hun (schoon)zoon en diens partner, grote geldbedragen verduisterd. De verdachte heeft een taakstraf van 120 uren opgelegd gekregen, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van €12.500,- aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 juni 2012.
De zaak kwam aan het licht na aangifte van de bewindvoerder van de benadeelde partijen, die constateerde dat er aanzienlijke bedragen van hun rekening waren overgemaakt naar de rekening van de verdachte en haar medeverdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte zonder toestemming van de bewindvoerder of de kantonrechter geldbedragen hebben overgemaakt, wat hen niet was toegestaan. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een geldleningsovereenkomst, maar het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er sprake was van opzettelijke en wederrechtelijke toe-eigening van andermans gelden.
Het hof heeft de vordering van de benadeelde partijen voor schadevergoeding toegewezen en de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen, met de mogelijkheid van gijzeling bij gebreke van betaling. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bewindvoerders en de noodzaak van transparantie en toestemming bij financiële transacties met onder bewind gestelde personen.
Voetnoten
1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0100-2016066534, gesloten en getekend op 30 juni 2017 door [verbalisant1] , Brigadier van de politie Eenheid Noord-Nederland.
2.Een proces-verbaal van aangifte, d.d. 7 maart 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van [naam2] .
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift van de [bank] van 11 juni 2012, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een rekeningafschrift van de [bank] van 22 mei 2015, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 15 juni 2016, opgenomen op pagina 29-31 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van [naam1] .
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 7 april 2016, opgenomen op pagina 32-34 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van [benadeelde partij2] .
7.Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, d.d. 11 juli 2016, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven de verklaring van verdachte [verdachte] .
8.Een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, d.d. 11 juli 2016, opgenomen op pagina 39-41 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende zakelijk weergegeven als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] .
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van het hof, d.d. 26 maart 2021.