[appellant] , geboren [in] 1962, is sinds 14 april 1986 als software engineer in dienst van (een voorganger van) Ascom. Sinds 2012 heeft [appellant] te maken gehad met een door een schuldeiser van zijn echtgenote onder Ascom gelegd loonbeslag voor een schuld van ongeveer € 575.000,-. Hierdoor kreeg [appellant] van zijn loon niet meer dan de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet uitgekeerd.
In de loop van 2016 heeft Ascom herhaaldelijk met [appellant] over zijn functioneren gesproken, dat volgens Ascom te wensen overliet. Er is vervolgens een verbetertraject ingezet. Omdat [appellant] klaagde over vermoeidheid, heeft hij zich op advies van Ascom in februari 2017 tot de bedrijfsarts gewend. [appellant] heeft toen bij de bedrijfsarts geen melding gemaakt van enige gezondheidsproblemen, zodat er geen (vervolg)stappen door de bedrijfsarts zijn genomen.
Daags na een functioneringsgesprek op 18 september 2017, heeft [appellant] zich ziekgemeld (op 19 september 2017). Vervolgens heeft de bedrijfsarts (dr. [B] ) op 6 oktober 2017 een ‘time-out’ voorgesteld, met daarbij de verwachting dat [appellant] daarna zijn werk weer kon oppakken. Toen de verwachte hersteldmelding achterwege bleef, heeft de bedrijfsarts op
3 november 2017 een probleemanalyse opgesteld en geadviseerd om (met ingang van week 49) met halve dagen te beginnen en om toe te werken naar een volledige werkbelasting. Op
4 december 2017 heeft de bedrijfsarts, naar aanleiding van verkregen informatie van [appellant] , geadviseerd om de re-integratie nog niet te hervatten per week 49 en dat na het volgende consult nader over de re-integratiemogelijkheden zal worden geadviseerd. Op 12 januari 2018 heeft de bedrijfsarts vooropgesteld dat ‘met de tijd en het behandel- en begeleidingstraject een hersteltendens is ingetreden’ en dat wordt geadviseerd om met halve dagen te beginnen en om toe te werken naar een volledige werkbelasting. Hij acht een vervolgafspraak niet nodig omdat hij ervan uit gaat dat ‘het ingezette re-integratieplan succesvol wordt afgerond en een 100% arbeidsgeschikt melding volgt’. Desondanks heeft [appellant] bij e-mail van 20 januari 2018 aan Ascom laten weten dat hij door het loonbeslag ‘onder het bestaansminimum’ leeft en niet in staat is naar het werk te komen. Het loonbeslag blokkeert zijn herstel en ‘derhalve blijf ik 100% ziek’, aldus [appellant] . Op 22 en 26 januari 2018 heeft Ascom [appellant] op kantoor uitgenodigd om over de hervatting van zijn werkzaamheden te praten, maar die afspraken zijn door de echtgenote van [appellant] afgezegd omdat haar man nog ziek zou zijn. Hierop heeft Ascom [appellant] bij brief van 30 januari 2018 bericht dat hij ondanks het advies van de bedrijfsarts om met ingang van 22 januari 2018 te re-integreren, zijn werkzaamheden niet heeft hervat, daardoor niet meewerkt aan zijn re-integratie en het loon zal worden stopgezet als hij niet alsnog uiterlijk op 2 februari 2018 voor halve dagen zijn werk hervat. [appellant] heeft zijn werkzaamheden per 2 februari 2018 niet hervat. Op die dag heeft er wel een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] (bijgestaan door zijn oom [C] ) en zijn leidinggevende [E] . Hierin heeft [appellant] te kennen gegeven dat hij pas kon komen werken als de beslagvrije voet op niveau is, waarop [E] heeft geantwoord dat Ascom hierin geen partij is en dat dit geen reden is om niet te komen werken. Nadat [appellant] heeft volhard in zijn weigering te komen werken en om bemiddeling, heeft Ascom de loonbetaling per 8 februari 2018 stopgezet, zoals zij [appellant] ook per brief van die datum heeft meegedeeld.