ECLI:NL:GHARL:2021:2752

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
200.269.912
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sloop en asbestsanering ziekenhuis; dwaling bij totstandkoming aannemingsovereenkomst en schending waarschuwingsplicht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de Stichting Gelre Ziekenhuizen en Oranje B.V. over een aannemingsovereenkomst voor de sloop en asbestsanering van het oude ziekenhuisgebouw in Zutphen. Gelre heeft een vaste aanneemsom afgesproken met Oranje, maar Oranje stelt dat Gelre belangrijke informatie heeft verzwegen en haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen, wat heeft geleid tot schade. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en Gelre veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Oranje.

Beide partijen zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld. In dit arrest behandelt het hof een incidentele vordering van Gelre om inzage te krijgen in bepaalde bescheiden van Oranje. Het hof oordeelt dat Gelre onvoldoende heeft aangetoond dat zij rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage en wijst de vordering af. Het hof benadrukt dat er geen algemene exhibitieplicht bestaat en dat de partij die inzage vraagt, moet voldoen aan specifieke voorwaarden.

De beslissing van het hof houdt in dat Gelre de kosten van het incident moet vergoeden en dat de hoofdzaak verder zal worden behandeld. Het hof heeft een zitting gepland voor de verdere behandeling van de hoofdzaak, waarbij beide partijen hun standpunten kunnen toelichten. De zaak is van belang voor de uitleg van artikel 843a Rv en de voorwaarden voor inzage in bescheiden in civiele procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.269.912
(zaaknummer rechtbank Gelderland 253600)
arrest van 23 maart 2021
in het incident in de zaak van
de stichting
Stichting Gelre Ziekenhuizen,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
eiseres in het incident,
hierna: Gelre,
advocaat: mr. E.A. van der Dussen,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oranje B.V.,
gevestigd te Spijkenisse,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
verweerster in het incident,
hierna: Oranje,
advocaat: mr. M.B.A. Alkema.

1.Schets van de zaak en de beslissing in het incident

1.1.
Gelre en Oranje hebben een aannemingsovereenkomst gesloten voor de sloop en asbestsanering van het oude ziekenhuis gebouw in Zutphen, ‘Het Spittaal’ geheten. De partijen hebben een vaste aanneemsom afgesproken. Oranje vindt dat Gelre belangrijke informatie heeft verzwegen bij het sluiten van de overeenkomst. Oranje vindt ook dat Gelre gedurende de looptijd van de overeenkomst haar waarschuwingsplicht niet is nagekomen en dat zij daardoor schade heeft geleden. Ook vordert Oranje betaling van de slottermijn, waarvan nog een bedrag van € 274.353,10 inclusief btw openstaat volgens Oranje.
1.2.
De rechtbank heeft beslist dat Gelre informatie heeft verzwegen waarvan zij wist of behoorde te weten dat die voor Oranje van belang is geweest voor de totstandkoming van de overeenkomst. Daarom heeft de rechtbank beslist dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen. Om het nadeel dat Oranje hierdoor had op te heffen, heeft de rechtbank Gelre veroordeeld om € 374.347,47 exclusief btw aan Oranje te betalen.
1.3.
De beide partijen zijn het niet eens met de beslissing van de rechtbank. In dit arrest geeft het hof geen beslissing in de zaak zelf (de hoofdzaak). Gelre heeft namelijk in een zogeheten incidentele eis gevorderd dat Oranje wordt veroordeeld om aan Gelre afschriften te geven van de hierna op te sommen bescheiden. In dit arrest zal het hof beslissen dat Oranje dat niet hoeft te doen. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot die beslissing is gekomen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep tot nu toe

2.1.
Gelre heeft op 25 november 2019 Oranje gedagvaard om in hoger beroep voor de rechter te verschijnen. Daarna heeft Gelre een memorie van grieven genomen, waarin zij haar bezwaren (grieven) tegen de beslissingen van de rechtbank uitlegt. Tegelijkertijd heeft Gelre de memorie van eis in het incident genomen, waarin zij de hiervoor vermelde afgifte van of inzage in de hierna op te sommen bescheiden vordert. Oranje heeft in een conclusie van antwoord in het incident gereageerd op de vordering tot afgifte van, dan wel inzage in, die bescheiden. Gelre heeft aan het hof gevraagd om een mondelinge behandeling te houden, zodat zij haar eis tot afgifte of inzage kan toelichten. Die mondelinge behandeling is gehouden op 17 februari 2021. Van wat daar is gezegd is een verslag (proces-verbaal) gemaakt, dat tot de processtukken in hoger beroep behoort. Aan het eind van die mondelinge behandeling heeft het hof bepaald dat een arrest zal worden gewezen om op de incidentele vordering te beslissen.
2.2.
In de hoofdzaak heeft Oranje ondertussen in de memorie van antwoord gereageerd op de memorie van grieven van Gelre. Ook heeft Oranje haar eigen bezwaren (grieven) tegen de vonnissen van de rechtbank geformuleerd. Daarop heeft Gelre gereageerd in haar memorie van antwoord. Deze stukken behoren niet tot de stukken waarop het hof zijn beslissing op de incidentele vordering van Gelre baseert.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1.
Het gaat in dit arrest over een vordering tot afgifte van of inzage in door Gelre genoemde bescheiden. De grondslag van deze vordering is artikel 843a Rv. Het Nederlandse recht kent geen algemene exhibitieplicht voor partijen. Om recht te hebben op inzage of afgifte van de gevraagde bescheiden moet daarom aan bepaalde voorwaarden zijn voldaan. De partij die afgifte of inzage vraagt moet daar een rechtmatig belang bij hebben, het moet gaan om bepaalde bescheiden, de bescheiden moeten ter beschikking staan aan of onder berusting zijn van de wederpartij, en de partij die afgifte of inzage vraagt moet partij zijn bij een rechtsbetrekking waarop de bescheiden betrekking hebben. De gevraagde afgifte of inzage kan worden geweigerd als daarvoor gewichtige redenen zijn of indien ook zonder de gevraagde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd.
De wettelijke regeling biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan een partij alleen indicaties heeft (of vermoedt) dat de wederpartij over die stukken beschikt en waarvan hij vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen [1] . Met deze regels kan een
fishing expedition(het zoeken naar informatie waarop een partij geen recht heeft) worden voorkomen.
3.2.
De door Gelre gevorderde bescheiden zijn – na vermindering van eis tijdens de mondelinge behandeling – de navolgende:
a. Alle documenten (berekeningen, interne notities, e-mails, gespreksverslagen) waaruit de daadwerkelijke door Oranje geschatte kosten van de Type-B inventarisatie blijkt, zoals deze ten grondslag heeft gelegen aan haar inschrijving op het werk;
b. Alle documenten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten, gespreksverslagen, berekeningen, plannen van aanpak, werkdocumenten) gewisseld tussen Oranje en AM&P B.V./MM Lab B.V. alsmede tussen Oranje en VKS met betrekking tot de Brief en de gevolgen daarvan voor de (voorgenomen wijze van) Type-B inventarisatie;
c. Alle documenten inclusief concepten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten,
gespreksverslagen, berekeningen, plannen van aanpak, werkdocumenten) gewisseld tussen Oranje en AM&P/MM-lab met betrekking tot wijziging van de (voorgenomen wijze van) Type-B inventarisatie en sanerings-/sloopwerkzaamheden en de aanleiding daarvoor;
d. Alle documenten inclusief concepten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten,
gespreksverslagen, berekeningen, plannen van aanpak, werkdocumenten) gewisseld tussen Oranje, VKS en AM&P/MM-lab met betrekking tot de totstandkoming van het Plan van aanpak d.d. 4 oktober 2011;
e. Alle documenten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten, gespreksverslagen,
berekeningen, plannen van aanpak, werkdocumenten) gewisseld tussen Oranje en VKS N.V. met betrekking tot wijziging van de (voorgenomen wijze van) Type-B inventarisatie en sanerings-/sloopwerkzaamheden en de aanleiding daarvoor;
f. Alle documenten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten, gespreksverslagen,
berekeningen, plannen van aanpak, werkdocumenten) gewisseld tussen Oranje en AM&P/MM-lab met betrekking tot het rechtstreeks in opdrachtgeven van de inventarisatiewerkzaamheden door Gelre aan AM&P;
g. Alle documenten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten, gespreksverslagen,
berekeningen) met betrekking tot de afrekening van de werkzaamheden van AM&P/MM-lab gewisseld tussen Oranje en AM&P/MM-lab;
h. Alle documenten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten, gespreksverslagen,
berekeningen) met betrekking tot de werkzaamheden die Oranje/VKS N.V. heeft verricht ter assistentie van de Type-B inventarisatie gewisseld tussen Oranje en AM&P/MM-lab;
i. Alle documenten (brieven, e-mails, sms- en WhatsApp-berichten, gespreksverslagen,
berekeningen) met betrekking tot de werkzaamheden die Oranje/VKS N.V. heeft verricht ter assistentie van de Type-B inventarisatie gewisseld tussen Oranje en VKS N.V.
3.3.
Gelre vindt dat zij een rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage of afgifte omdat uit die bescheiden kan blijken dat Oranje de door haar voorgenomen werkwijze bij de type B-inventarisatie niet heeft aangepast in verband met de inhoud van de brief van 21 oktober 2010 en ook kan blijken dat tussen de partijen is overeengekomen dat het rechtstreeks in opdracht geven van de type B-inventarisatie door Gelre aan AM&P niets zou afdoen aan het feit dat de kosten van de type B-inventarisatie in de vaste aanneemsom waren begrepen en dus volgens Gelre voor rekening van Oranje moeten komen.
Gelre vindt dat de opgevraagde bescheiden ook voldoende bepaald zijn, omdat de bescheiden voldoende nauwkeurig omschreven zijn.
3.4.
Oranje vindt dat Gelre geen rechtmatig belang heeft bij afgifte van inzage van de door haar genoemde bescheiden. De stellingen waarop Gelre dat rechtmatig belang baseert, zijn volgens Oranje overduidelijk onjuist. Ook vindt Oranje dat de vorderingen van Gelre te onbepaald zijn. Er is volgens Oranje geen indicatie dat zij beschikt over de door Gelre genoemde bescheiden. Zo weerspreekt Oranje bijvoorbeeld dat zij beschikt over WhatsApp berichten uit de periode 2011 en 2012 (de periode waarop de verzoeken van Gelre volgens Oranje betrekking hebben). Ook de andere stukken waar Gelre naar vraagt bestaan volgens Oranje niet, onder andere omdat veel overleg telefonisch ging of omdat er geen afzonderlijk verslag van werd gemaakt. Gelre wil volgens Oranje grasduinen in alle correspondentie om daarin dingen te vinden die er niet zijn, aldus Oranje. Gelre heeft haar vorderingen ook niet beperkt in tijd of omvang.
3.5.
Het vereiste dat het moet gaan om ‘bepaalde bescheiden’ betekent dat Gelre voldoende concreet moet aangeven om welke bescheiden het haar te doen is en dat daarmee ook getoetst kan worden of Gelre het vereiste rechtmatige belang heeft bij inzage in (juist) die stukken. Hierbij moet steeds een afweging worden gemaakt tussen aan de ene kant het belang van Gelre om niet onredelijk te worden bemoeilijkt in haar (bewijs)positie en het belang van Oranje dat niet onredelijk beschadigd mag worden. Het hof stelt verder voorop dat voor alle stukken waarvan Oranje stelt dat die niet bestaan of dat zij daarover niet beschikt, geldt dat Gelre de bewijslast draagt van het bestaan van die stukken en van de stelling dat Oranje daarover beschikt. Een betwisting hiervan moet door Oranje voldoende worden onderbouwd..
3.6.
Oranje heeft in de stukken en vooral tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd waarom zij niet over de door Gelre gevraagde bescheiden beschikt. Oranje heeft toegelicht op welke manier zij werkte, bijvoorbeeld met betrekking tot de mondelinge overleggen op de donderdagen voorafgaand aan het sloopoverleg op vrijdag en de telefonische overleggen, en zij heeft uitgelegd waarom die werkwijze meebrengt dat er geen andere documenten zijn dan waarover Gelre al beschikt. Ook heeft Oranje uitgelegd op welke manier zij heeft gereageerd op het gesprek met de Arbeidsinspectie op 26 augustus 2011 en hoe het plan van aanpak van AM&P van 6 oktober 2011 tot stand is gekomen.
3.7.
Gelre vindt de uitleg van Oranje ongeloofwaardig. Volgens Gelre volgt uit de ongerijmdheid van die uitleg het bestaan van de door haar opgevraagde documenten. Desgevraagd heeft Gelre tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij geen andere – meer concrete – aanwijzingen van het bestaan van die documenten heeft.
3.8.
Het hof vindt de uitleg die Oranje heeft gegeven voor haar stelling dat zij niet, of niet meer, beschikt over andere documenten dan waarover Gelre al beschikt, niet ongeloofwaardig. Daarmee heeft Oranje het bestaan van de bescheiden waarop de incidentele vordering van Gelre ziet voldoende gemotiveerd weersproken. Daartegenover heeft Gelre onvoldoende onderbouwd dat de door haar opgevraagde bescheiden bestaan en dat Oranje daarover kan beschikken. Daarmee is niet voldaan aan de hiervoor in 3.5 vermelde voorwaarden voor toewijzing van de incidentele vordering van Gelre.

4.De conclusie in het incident en het verdere verloop van de procedure

4.1.
Het hof wijst de incidentele vordering af en zal Gelre als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het incident veroordelen.
4.2.
Zoals met partijen besproken tijdens de mondelinge behandeling van de incidentele vordering, zal Oranje in de gelegenheid worden gesteld nader toe te lichten hoe haar vordering na de vermeerdering van eis in de akte van 16 december 2015 en de aanvulling van de grondslag van de eis in de memorie van antwoord is opgebouwd. Daarbij zal Oranje in ieder geval moeten toelichten hoe de vorderingen 1 en 2 zich verhouden tot elkaar, meer in het bijzonder voor wat betreft het gemaakte verwijt I en verwijt II en de op grond daarvan op de verschillende grondslagen gevorderde bedragen. Gelre zal in de gelegenheid worden gesteld op deze akte te reageren. Het hof zal verder bepalen dat in de hoofdzaak een mondelinge behandeling wordt gehouden voor het verkrijgen van inlichtingen en voor het beproeven van een schikking. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

5.De beslissing

Het hof, recht doende:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt Gelre in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Oranje vastgesteld op € 11.410 (2 punten x tarief VIII) voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
in de hoofdzaak in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 13 april 2021 voor het nemen van een akte door Oranje zoals bedoeld in 4.2 van dit arrest;
bepaalt dat Gelre op de akte van Oranje mag reageren op de rolzitting vier weken nadat Oranje haar akte genomen heeft;
bepaalt dat partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof;
bepaalt dat de zitting zal worden gehouden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat
2-4 te Arnhem op
woensdag 2 juni 2021 om 09.15 uur;
bepaalt dat advocaten bij deze comparitie elk gedurende maximaal tien minuten, aan de hand van maximaal twee A4’tjes spreeknotities, het standpunt van partijen mogen toelichten;
bepaalt dat Gelre
uiterlijk acht wekenvoor de te houden comparitie het aanvullend procesdossier in tweevoud ter griffie van het hof dient over te leggen;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof
in tweevouden de wederpartij
uiterlijk twee wekenvoor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.C. Haasnoot, L.A. de Vrey en E.R. de Jong, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.

Voetnoten

1.(Hof Arnhem-Leeuwarden 22 april 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3377)