In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een verliesverrekeningsbeschikking die door de Inspecteur van de Belastingdienst is afgegeven, waarbij een teruggave van vennootschapsbelasting van € 536.569 is vastgesteld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en verzocht om vergoeding van rente over een bepaalde periode. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verliesverrekeningsbeschikking onlosmakelijk verbonden is met een eerdere verliesvaststellingsbeschikking. De belanghebbende heeft schade geleden door een onrechtmatige verliesvaststellingsbeschikking van 7 augustus 2010, die te laag was vastgesteld. Het Hof heeft geoordeeld dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van wettelijke rente over de periode van 7 augustus 2010 tot en met 30 mei 2017, en heeft de Inspecteur veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 110.726,28. Het Hof heeft zich onbevoegd verklaard om te oordelen over de beschikking wettelijke rente en heeft het hoger beroep gegrond verklaard voor de verliesverrekeningsbeschikking.
De uitspraak benadrukt de afhankelijkheid van de verliesverrekeningsbeschikking van de verliesvaststellingsbeschikking en de gevolgen van onrechtmatige besluiten in het belastingrecht. De kosten van de procedure zijn vastgesteld op € 2.933, en de Inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht.