Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting Portaal,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
In oktober 2020 heeft [appellant] een andere huurwoning betrokken.
In de procedure die tot het vonnis van 2017 leidde had Portaal eerst ook de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. Die vorderingen heeft zij echter ingetrokken, kennelijk omdat [appellant] de dag voor de comparitie in die procedure nog een bedrag van € 800,- bleek te hebben betaald.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Gelet hierop zal het hof hieronder eerst onderzoeken hoe hoog de huurschuld was op 22 januari 2019. Daarvoor is het nodig om te beoordelen op welke schuld Portaal betalingen had moeten afboeken: de oude huurschuld of de nieuwe. Hetzelfde moet worden beoordeeld ten aanzien van het geld dat door middel van het executoriaal beslag is geïnd.
Portaal heeft de teveel betaalde servicekosten niet uitbetaald, maar wil deze verrekenen met de oude huurschuld van [appellant] : zie de berekening die haar gemachtigde bij e-mailbericht van 17 juni 2019 aan de advocaat van [appellant] heeft gestuurd. Deze mededeling dateert echter van kort voor de zitting in eerste aanleg. Van een eerdere mededeling is het hof niet gebleken en evenmin ziet het hof in de processtukken aanwijzingen dat partijen afspraken hebben gemaakt waarmee zij zijn afgeweken van de wettelijke regeling van artikel 6:137 BW in combinatie met artikel 6:43 lid 2 BW. Volgens die wettelijke regeling moest Portaal de teruggave van de servicekosten over 2017 verrekenen met de schuld die voor [appellant] de meest bezwarende schuld was. Dat was de nieuwe huurschuld, omdat die schuld het gevaar van ontbinding en ontruiming opriep.
Uit het als productie 1 bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde overzicht van de deurwaarder blijkt dat Portaal op de huurtermijnen van 2018 een keer een bedrag van € 127,37 aan servicekosten heeft bijgeteld en dat bedrag vervolgens weer in mindering op de schulden van [appellant] heeft gebracht. Hoe dan ook, de afrekeningen over 2018 dateren van na de peildatum 22 januari 2019 en zijn daarom op deze plaats van minder groot belang.
Artikel 1a van de Wet op de huursubsidie houdt in dat de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: AWIR) toepasselijk is op de Wet op de huursubsidie. Artikel 45 lid 1 AWIR bepaalt het volgende:
Hier komt bij dat de incasso van de oude huurschuld door de beslaglegging op de huursubsidie logischerwijs een ‘nieuwe’ huurschuld doet ontstaan: de huursubsidie wordt immers toegekend omdat [appellant] zonder die subsidie de lopende huurtermijnen niet kan betalen. Het vervolgens gebruiken van de aldus gecreëerde nieuwe huurschuld om ontbinding en ontruiming te vorderen maakte het voor [appellant] feitelijk onmogelijk om in de huurwoning te blijven wonen, terwijl Portaal in de procedure die leidde tot het vonnis van 17 november 2017 de vordering tot ontbinding had ingetrokken, met als gevolg dat [appellant] zijn woonrecht nu juist kon behouden.
De gevorderde ontbinding wordt naar het oordeel van het hof niet door deze relatief geringe tekortkoming gerechtvaardigd, ook niet door daarbij te betrekken dat het de tweede keer binnen korte tijd is dat er een huurachterstand is ontstaan. De huisuitzetting die van de ontbinding het gevolg is, is daarvoor te ingrijpend voor [appellant] . Bij deze afweging heeft het hof tevens gewicht toegekend aan het feit dat de huurachterstand per 22 januari 2019 beduidend lager was dan één maandhuur en dat [appellant] klaarblijkelijk alles op alles heeft gezet om de kans te benutten die Portaal hem in de vorige procedure heeft gegeven om in de huurwoning te kunnen blijven wonen.
5.De slotsom
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 450,- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief in kantonzaken (2½ punt, € 180,-/punt).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op: