Uitspraak
1.GEOLOGISTIEK B.V.,gevestigd te Hoogwoud,
J.P. SCHILDER B.V.,
gevestigd te [A] ,
appellanten,
hierna tezamen Geologistiek c.s. te noemen en elk afzonderlijk respectievelijk Geologistiek en Schilder B.V.,
GEMEENTE BAARN,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
(..) De melding geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.(…)
De rapportages en werkplan geven geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Wij gaan akkoord met de gemelde tijdelijke opslag. Voor de volledigheid willen wij u erop wijzen dat op de toepassing andere regelgeving van toepassing kan zijn.(..)”
het nadien vernietigde besluit van 15 maart 2013 strekkende tot weigering om handhavend op te treden naar aanleiding van het verzoek daartoe van 5 maart 2013’. De gemeente heeft bij e-mail van 14 december 2017 aan de advocaat van Geologistiek c.s. laten weten dat zij bij haar eerdere, gemotiveerde afwijzing van aansprakelijkheid blijft.
- dat uit de melding duidelijk was dat Geologistiek het voornemen had om de baggerspecie uit het tijdelijk depot over de percelen te gaan verspreiden en dat uit de akkoordverklaring van de gemeente kon worden begrepen dat ook de gemeente de percelen als ‘aangrenzende percelen’ beschouwde; dat met de uitspraak van de Afdeling dit standpunt van de gemeente achteraf bezien onjuist was (r.o. 4.2 vs).
- dat niet iedere fout of onzorgvuldigheid van de gemeente leidt tot onrechtmatigheid; dat dit, gezien het ‘Van Zoggel’ arrest van de Hoge Raad van 25 mei 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW0219), afhangt van de omstandigheden van het geval; dat door Geologistiek c.s. in dit geval onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld om te oordelen dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld (r.o. 4.3 vs).
- dat de gemeente bij haar brief van 13 februari 2013 niet ‘tegen beter weten in’ de kwalificatie ‘aangrenzende percelen’ niet ter discussie heeft gesteld (r.o. 4.4 vs);
- dat Geologistiek geen inhoudelijke vraag heeft gesteld of inlichtingen heeft gevraagd aan de gemeente over de toepassing van het Bbk; dat het Bbk uitgaat van de eigen verantwoordelijkheid van de (professionele) toepasser van baggerspecie en door de gemeente geen zorgplicht of waarschuwingsplicht is geschonden (r.o. 4.5 vs).
- dat, ook als wel van een zorgplicht wordt uitgegaan, het oordeel niet anders is omdat de gemeente vóór de uitspraak van de Afdeling niet heeft hoeven weten dat de percelen niet als ‘aangrenzende’ percelen konden worden gekwalificeerd (r.o. 4.5 vs).
- dat hetzelfde geldt voor de door de gemeente verleende omgevingsvergunning; dat het bij die vergunning alleen gaat om het bestemmingsplan en het Bbk daarin geen rol speelt; dat, zelfs als dat wel zo zou zijn, ook hier geldt dat de gemeente zich ten tijde van die verlening niet heeft gerealiseerd dat de beoogde toepassing in strijd met het Bkk zou komen (r.o. 4.6 vs).
- dat van schending van het vertrouwensbeginsel door de gemeente geen sprake is; dat Geologistiek c.s. niet duidelijk hebben gemaakt welke uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezeggingen door de gemeente zijn gedaan die bij Geologistiek gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt (r.o. 4.7 vs).
- dat de besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom formele rechtskracht hebben en daarmee de rechtmatigheid van die besluiten vaststaat (r.o. 4.8 vs).
- dat bij gebreke van onrechtmatig handelen van de gemeente de gemeente niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade ten gevolge van het moeten ontmantelen van het baggerdepot en de vraag in hoeverre Schilder B.V. mede een vorderingsrecht toekomt, in het midden kan blijven (r.o. 4.9 vs).
- te verklaren voor recht dat de gemeente jegens Geologistiek c.s. ieder voor zich onrechtmatig heeft gehandeld meer in het bijzonder door een fout te maken bij de beoordeling van de melding van 5 februari 2013 en/of in de reactie op die melding ten onrechte te vermelden dat die melding geen aanleiding tot het maken van opmerkingen gaf en akkoord te gaan met die melding;
- te verklaren voor recht dat de gemeente jegens Geologistiek c.s. ieder voor zich onrechtmatig heeft gehandeld door bij besluit van 15 oktober 2013 het verzoek om handhaving van de Stichting af te wijzen;
- de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van de door Geologistiek c.s. als gevolg van dit onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- een en ander met veroordeling van de gemeente in de kosten van beide instanties.