ECLI:NL:GHARL:2021:1721

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.256.167
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake partneralimentatie, verdeling eenvoudige gemeenschappen en pensioenaanspraken

In deze tussenbeschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 23 februari 2021, wordt ingegaan op verschillende aspecten van de procedure tussen de man en de vrouw met betrekking tot partneralimentatie, de verdeling van eenvoudige gemeenschappen en pensioenaanspraken. De man is in de gelegenheid gesteld om een memorie na getuigenverhoor in te dienen, waarbij hij ook bewijs kan aanleveren over de stellingen omtrent het samenwonen van de vrouw. De vrouw heeft een loonstrook overgelegd waaruit blijkt dat zij sinds augustus 2020 als casemanager werkt, en zij verzoekt het hof om rekening te houden met haar werkelijke salaris bij de berekening van de partneralimentatie.

Daarnaast is het hof voornemens deskundigen te benoemen voor de verdeling van onroerende zaken en de pensioenaanspraken van de vrouw. De man heeft grieven ingediend met betrekking tot de verdeling van de panden en de taxatie daarvan. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de voorgenomen benoeming van deskundigen en de vraagstelling. De vrouw heeft ook deskundigen voorgesteld voor de pensioenaanspraken, en het hof is voornemens deze deskundigen te benoemen, nu de man geen bezwaar heeft gemaakt.

De beschikking houdt in dat partijen binnen drie weken na de datum van deze beschikking hun reacties moeten indienen. Het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.256.167 en 200.257.524
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 445716 en 455667)
beschikking van 23 februari 2021
inzake
[verzoeker],.
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep, verweerder in het incidenteel hoger beroep in de zaak met nummer 200.256.167,
verweerder in principaal hoger beroep, verzoeker in het incidenteel hoger beroep in de zaak met nummer 200.257.524,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. K.A. Boshouwers te Utrecht,
en
[verweerster],.
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster in het principaal hoger beroep, verzoekster in het incidenteel hoger beroep in de zaak met nummer 200.256.167,
verzoekster in het principaal hoger beroep, verweerster in het incidenteel hoger beroep in de zaak met nummer 200.257.524,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.V. Scheffer te [woonplaats1] .

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar de beschikking van 29 september 2020.
1.2
Bij het hof zijn binnengekomen:
In de zaak met zaaknummer 200.257.524 en 200.256.167
- de akte uitlaten van 6 oktober 2020 met producties 51 en 52 van mr. Scheffer.
In de zaak met zaaknummer 200.256.167
- de akte uitlaten van 13 oktober 2020 van mr. Boshouwers.
Het hof gaat ervan uit dat mr. Boshouwers bedoelt de stukken aan beide zaken toe te voegen, aangezien het hof ze gevoegd behandelt.

2.De motivering van de beslissing

Partneralimentatie
2.1
Het hof heeft de man toegelaten tot bewijslevering van zijn stellingen omtrent samenwonen van de vrouw. De man heeft een aantal getuigen opgegeven. Tevens heeft de man verhinderdata doorgegeven.
2.2
De vrouw heeft bij haar akte als productie 52 een loonstrook van augustus 2020 in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij vanaf 1 augustus 2020 32 uur per week als casemanager voor bepaalde tijd in dienst is. Volgens de vrouw heeft het hof haar verdiencapaciteit te hoog ingeschat gelet op haar brutoloon en zij verzoekt het hof met haar werkelijke salaris rekening te houden bij een (eventuele) berekening van de partneralimentatie. De man heeft hierop nog niet gereageerd. Het hof zal op dit punt terugkomen voor zover dat nog aan de orde is na eventuele verdere getuigenverhoren en het nemen van een beslissing omtrent het bewijs.
2.3
Op 18 januari 2021 zijn door de raadsheer-commissaris zeven getuigen gehoord, onder wie partijen. Het getuigenverhoor aan de zijde van de man is gesloten en de vrouw heeft de gelegenheid gehad zich uit te laten over tegengetuigenverhoor. Mr. Scheffer heeft vervolgens laten weten dat zij in het kader van een (eventueel) tegengetuigenverhoor [naam1] (te [plaats1] ) zou willen horen, omdat de man volgens de vrouw mogelijk onjuistheden heeft verklaard met betrekking tot de periode van 18 tot en met 30 december 2020. In deze periode heeft volgens de verklaring van de man dit recherchebureau geobserveerd bij de woning van de vrouw, maar de man heeft het desbetreffende rapport tot dusver niet in het geding gebracht.
2.4
Het hof gaat er van uit dat de vrouw op dit moment afziet van tegengetuigenverhoor, maar zich het recht voorbehoudt om alsnog tegengetuigenverhoor te vragen. Het hof zal de man in de gelegenheid stellen om een memorie na getuigenverhoor te nemen, waarbij hij tevens de gelegenheid heeft om hierbij de rapportage van het bedoelde recherchebureau in het geding te brengen. De vrouw kan daarop vervolgens reageren.
De verdeling van de eenvoudige gemeenschappen
De verdeling van de onroerende zaken aan de [adres1] in [woonplaats2] , de [adres2] in [plaats2] , de [adres3] in [plaats3] en de [adres4] in [woonplaats2] (grief 1 van de man, grief III van de vrouw)
2.5
De man voert in zijn akte nog aan dat het hof in punt 4.20 van de beschikking van 22 september 2020 een kennelijke vergissing maakt door te oordelen dat er nog geen verdeling heeft plaatsgevonden van de panden nu niet aan de voorwaarden is voldaan. Volgens de man is dit voor herstel of voor aanvulling vatbaar. In hoger beroep is slechts de waarde van de panden in geschil en niet de toedeling; dan heeft de datum van de uitspraak van de rechtbank te gelden als datum van de verdeling. Hij beroept zich op het arrest van de HR van 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB6176.
2.6
Het hof verwijst naar overweging 4.20 en 4.21 van zijn beschikking van 22 september 2020, het hof blijft bij die overwegingen en voegt voor zover nodig aan overweging 4.20 nog het volgende toe. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking van 14 december 2018 in 4.2 van het dictum
de wijze van verdeling gelasttussen partijen, waarna de vier panden onder de daar genoemde voorwaarden aan de man zijn toegedeeld. Tot dusver is niet gesteld of gebleken dat aan die voorwaarden is voldaan, zodat verdeling niet heeft plaatsgevonden. Daarom is niet de datum van de bestreden beschikking van de rechtbank bepalend voor de waarde van de panden maar de datum van taxatie.
2.7
Partijen kunnen zich overigens vinden in een taxatie door de door het hof genoemde deskundigen, zijnde dezelfde deskundigen als die in 2018 de panden getaxeerd hebben.
2.8
Nu beide partijen zich kunnen vinden in benoeming van de betreffende makelaars, is het hof voornemens de volgende makelaars als deskundigen te benoemen:
- met betrekking tot het pand aan de [adres1] te [woonplaats2] :
Een makelaar verbonden aan [naam2] ,
[adres5] ,
[woonplaats1] ,
Het hof heeft deze deskundige gevraagd of hij bereid en in staat is rapport op te maken en welk voorschot hij vraagt. De beoogd deskundige heeft het hof laten weten dat hij hiertoe in staat is en dat de kosten hiervoor € 750,- bedragen.
- met betrekking tot het appartement aan de [adres3] in [plaats3] :
Makelaardij [naam3] ,
[adres6] ,
[plaats4] ,
Het hof heeft deze deskundige gevraagd of hij bereid en in staat is rapport op te maken en welk voorschot hij vraagt. De beoogd deskundige heeft het hof laten weten dat de heer [naam4] van het kantoor hiertoe in staat is en dat de kosten hiervoor € 600,- inclusief BTW bedragen.
2.9
Deze makelaars zullen, wanneer het hof over gaat tot benoeming, aanvullend rapport opmaken met betrekking tot de vraag wat de taxatiewaarde van de panden per heden is. Partijen hebben drie weken de tijd om op de voorgenomen deskundigen, de vraagstelling en het gevraagde voorschot te reageren.
2.1
Met betrekking tot:
- het pand aan de [adres4] te [woonplaats2] , en
- het pand aan de [adres2] te [plaats2] :
heeft het hof geïnformeerd bij [naam5] ( [adres7] , [plaats5 ] ) welke makelaar deze panden eerder had getaxeerd. Het hof heeft hierop als reactie een e-mail ontvangen van de heer [naam6] , waarin deze laat weten dat de vigerende werkzaamheden van het kantoor een dergelijke opdracht de komende periode niet toelaten, en er mogelijk volledig nieuwe rapporten moeten komen vanwege het tijdsverloop en hem daarnaast bekend is dat op de [adres2] moderniseringswerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De heer [naam6] noemt als suggestie voor een andere taxateur de heer [naam7] ( [naam7] .nl). Het hof heeft deze taxateur benaderd met de vraag of hij bereid en in staat is de taxatie te doen en wat zijn voorschot is. De heer [naam7] heeft het hof laten weten dat bereid en in staat is de taxatie te doen en dat zijn voorschot € 5.989,50 (inclusief btw) bedraagt. Het hof is voornemens hem als deskundige te benoemen met als opdracht dat hij rapport zal opmaken met betrekking tot de vraag wat de taxatiewaarde van de panden per heden is. Partijen hebben drie weken de tijd om ten aanzien van deze voorgenomen deskundige, de vraagstelling en het gevraagde voorschot te reageren.
Het appartementsrecht [adres8] in [plaats6] (grief 2 van de man en grief III van de vrouw)
2.11
De vrouw verzoekt de taxatie te laten doen door [naam8] Makelaardij aan [adres9] te [plaats6] . Volgens de vrouw verkoopt deze makelaar veel van de woningen in de buurt, is deze meer bekend met de waardering daarvan, en hebben partijen het appartement ook bij deze makelaar aangekocht. De vrouw stelt zich voorts op het standpunt dat makelaar [naam9] minder ervaring heeft met de waardering van woningen aan het [adres8] . De man kan zich vinden in taxatie door makelaar [naam9] .
2.12
Naar het oordeel van het hof verdient het de voorkeur dat dezelfde makelaar als voorheen het appartement zal taxeren. Niet gesteld of gebleken is dat de taxatie van makelaar [naam9] het in het verleden niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Het hof zal daarom als deskundige benoemen:
makelaar [naam9] ,
[adres10] ,
[plaats6]
Het hof heeft deze deskundige gevraagd of hij bereid en in staat is rapport op te maken en welk voorschot hij vraagt. De beoogd deskundige heeft het hof laten weten dat hij hiertoe in staat is en dat de kosten hiervoor € 750,- (inclusief BTW) bedragen.
2.13
Partijen zullen, alvorens de te benoemen deskundigen met hun werkzaamheden zullen aanvangen, vooralsnog ieder de helft van het voorschot dienen te betalen voordat de deskundigen aan het werk gaan.
2.14
De vrouw heeft (hoewel de akte daarvoor niet bedoeld was) ten aanzien van r.o. 4.24 in de beschikking van 22 september 2020 nog aangegeven dat de overweging
“het gaat om leningen verstrekt door [naam10] B.V. (hierna: [naam10] ). De man en de vader van de vrouw houden de aandelen in deze besloten vennootschap”niet juist is. Volgens de vrouw houdt alleen de man de aandelen in deze besloten vennootschap en zij vraagt het hof dit te veranderen of hiermee in het vervolg van de procedure rekening te houden. De man heeft hierop nog niet gereageerd.
2.15
Het hof wijst erop dat r.o. 4.24 in de beschikking van 22 september 2020 een weergave is van de stellingen van de man. De man heeft op dit punt van de vrouw in haar akte niet gereageerd. Het hof zal de man na de getuigenverhoren en de deskundigenberichten bij akte uitlating in de gelegenheid stellen hierover duidelijkheid te verschaffen.
Pensioenaanspraken van de vrouw
2.16
De vrouw stelt voor als deskundigen te benoemen [naam11] van [naam12] , [adres11] te [plaats7] en [naam13] , pensioenjurist en fiscaal jurist van [naam14] B.V., [adres12] te [plaats8] . Deze deskundigen hebben zich tegenover de vrouw bereid verklaard om gezamenlijk tot een deskundigenbericht te komen. Tevens heeft de vrouw een aantal vragen aan de deskundigen voorgesteld.
De man noemt geen deskundige, en heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door de vrouw voorgestelde deskundigen. Wel heeft hij een aantal vragen voorgesteld.
2.17
Het hof is, nu de man geen bezwaar maakt tegen de door de vrouw genoemde deskundigen, voornemens deze deskundigen te benoemen, ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Wat is de commerciële waarde op de peildatum 17 december 2019 (datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand) van de in de besloten vennootschap [naam15] B.V. tot 1 januari 2013 (de datum waarop is gestopt met de inleg van premies) opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen?
2. Hoe hoog is het aandeel van de vrouw in dit ouderdoms- en nabestaandenpensioen? Welk bedrag heeft de vrouw nodig om een gelijkwaardig pensioen bij een verzekeringsmaatschappij te verzekeren?
3. Is afstorting van de pensioenaanspraken van de vrouw mogelijk, en in hoeverre, zonder dat de continuïteit van [naam15] B.V. in gevaar komt? Dit met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de omstandigheid dat de pensioenaanspraken van partijen zeker gesteld moeten (kunnen) worden.
4. Op welke wijze(n) is afstorting mogelijk?
5. Indien er onvoldoende kapitaal beschikbaar is om de pensioenaanspraken van de vrouw af te storten en voldoende kapitaal in de vennootschap achter te laten om (eveneens naar commerciële maatstaven berekend) de met het aandeel van de man in het pensioen corresponderende pensioenaanspraak te dekken, hoe moet het tekort dan (gelet op het arrest HR 14-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:276) worden verdeeld?
2.18
Het hof heeft de twee deskundigen benaderd met de vraag of zij bereid en in staat zijn rapport op te maken met betrekking tot deze vragen en welk voorschot zij vragen. De beoogd deskundigen hebben het hof laten weten dat zij hiertoe in staat zijn en dat het voorschot € 14.520,- bedraagt. Hun uurtarief bedraag € 200,- te vermeerderen met BTW. De deskundigen verzoeken om toezending van de jaarrekening van de drie meest recente jaren van [naam15] B.V., op basis waarvan het voorschot desgewenst beter in te schatten is. De deskundigen hebben voorts laten weten om een aanvullend voorschot te zullen verzoeken indien mocht blijken dat er meer uren noodzakelijk zijn. En zij wensen maandelijks een factuur te sturen voor de in de betreffende maand te verrichten werkzaamheden.
Voorts verwachten zij na ontvangst van de benodigde informatie met twee maanden het concept deskundigenbericht aan partijen toe te kunnen zenden, waarna partijen vier weken gelegenheid krijgen om opmerkingen te maken en verzoeken te doen en de deskundigen vervolgens twee weken nodig hebben om hierop te reageren, alvorens het definitieve bericht aan het hof en partijen kan worden toegezonden. Voorts zullen zij partijen voor aanvang verzoeken in te stemmen met hun algemene voorwaarden.
2.19
Het hof verwijst naar zijn overwegingen 4.73 en 4.74 in de beschikking van 22 september 2020:
“4.73 Het hof merkt reeds nu het volgende op. Mocht de deskundige concluderen dat er onvoldoende kapitaal is, dan zal volgens de geldende rechtspraak het tekort in beginsel evenredig verdeeld moeten worden tussen partijen. De Hoge Raad (HR 14-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:276) geeft hiertoe het volgende uitgangspunt. De hoogte van de pensioenaanspraak moet bepaald worden naar het tijdstip van echtscheiding, maar het bedrag dat nodig is om de pensioenaanspraak bij een externe pensioenverzekeraar te verzekeren, moet bepaald worden naar het tijdstip van afstorting. Indien onvoldoende kapitaal aanwezig is, zal het tekort in beginsel moeten worden gedeeld, evenredig met de verhouding waartoe de verevening leidt. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat de rechter tot een andere verdeling komt. Daarvoor is met name plaats indien het aan de vereveningsplichtige echtgenoot is toe te rekenen dat zodanig tekort is ontstaan of is opgelopen. Het voorgaande laat onverlet dat de rechter, gelet op alle omstandigheden van het geval, kan beslissen dat geen aanspraak bestaat op (volledige) afstorting indien de tot verevening verplichte echtgenoot stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat de benodigde liquide middelen niet kunnen worden vrijgemaakt of van elders verkregen zonder de continuïteit van de bedrijfsvoering van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming in gevaar te brengen.
4.74 (…)
Ten behoeve van het deskundigenrapport dient de man, voor zover hij dat in deze procedure nog niet heeft gedaan, de jaarstukken van [naam15] B.V. en haar dochterondernemingen over de jaren 2017, 2018 en 2019 over te leggen.”
2.2
De man heeft de hiervoor genoemde jaarstukken nog niet aan het hof overgelegd of anderszins gereageerd. De man dient deze stukken ten behoeve van de pensioendeskundigen over te leggen.
2.21
De vrouw vraagt te bepalen dat de man de kosten van de pensioendeskundige draagt, nu hij steeds geweigerd heeft om de voor berekening van haar pensioenaanspraken benodigde financiële stukken aan haar af te geven. Als zij die had gehad, had ze haar berekening eerder in het geding kunnen brengen.
2.22
Het hof ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat ieder van partijen de helft van het voorschot ten behoeve van de deskundigenrapporten betaalt. Bij de eindbeschikking zal het hof definitief omtrent de kosten beslissen.
Provisionele voorziening
2.23
De vrouw maakt in haar akte - hoewel die daarvoor niet bestemd was - nog een punt van het volgende. Het hof heeft als provisionele voorziening bepaald dat de man met ingang van 1 januari 2019 aan de vrouw zal voldoen de helft van de netto huuropbrengsten van de bedrijfspanden aan de [adres2] te [plaats2] , te weten € 1.690,63 per maand. De vrouw beroept zich erop dat tussen partijen een afspraak is gemaakt dat de man de vrouw (naast het bedrag van € 10.970,-) maandelijks € 3.373,- (netto) zou betalen, en dat de man dit tot 1 januari 2019 heeft betaald. Zij verzoekt het hof om het bedrag te herstellen dan wel aan te passen en te bepalen dat de man de vrouw met ingang van 1 januari 2019 een bedrag van € 3.370,- netto dient te voldoen. De man heeft hierop niet gereageerd.
2.23
Het hof ziet geen aanleiding om op zijn oordeel terug te komen. De totale huuropbrengst (minus de lasten) van deze panden komt toe aan partijen gezamenlijk en er is geen grondslag om na 1 januari 2019 de gehele (bruto) huuropbrengst aan de vrouw te doen toekomen.
2.24
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en incidenteel hoger beroep:
Ten aanzien van de partneralimentatie:
3.1
Stelt de man in de gelegenheid
uiterlijk drie weken na de datum van deze beschikkingeen memorie na getuigenverhoor te nemen en het rechercherapport in het geding te brengen zoals hiervoor bij 2.4 bedoeld;
Ten aanzien van de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen en de afwikkeling van het huwelijkse vermogen:
3.2
Het hof stelt partijen in de gelegenheid zich
uiterlijk bij journaalbericht van drie weken na de datum van deze beschikkinguit te laten:
- of zij akkoord gaan met de beoogd deskundige [naam7] zoals hiervoor genoemd bij 2.10,
- en overigens met betrekking tot de vraagstelling aan de te benoemen deskundigen en het te betalen voorschot, zoals hiervoor bij 2.8, 2.9, 2.10 en 2.12. vermeld;
Ten aanzien van het pensioen:
3.3
Het hof stelt partijen in de gelegenheid zich
uiterlijk bij journaalbericht van drie weken na de datum van deze beschikkinguit te laten of zij akkoord gaan met de vraagstelling zoals hiervoor vermeld bij 2.17, de beoogd deskundigen en het voorschot zoals hiervoor genoemd bij 2.18;
3.4
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mrs. M.L. van der Bel, R. Prakke-Nieuwenhuizen en M.H.H.A. Moes, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Moes en is op 23 februari 2021 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.