In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2021, staat de vraag centraal of er sprake is van een gebrek aan de woning die [appellante] huurde van de besloten vennootschap Custodian Vesteda Fund IV B.V. [appellante] heeft ernstige lekkages in haar appartement ervaren, wat haar huurgenot aanzienlijk heeft verminderd. Ze heeft de verhuurder, Vesteda, aangesproken om deze gebreken te verhelpen en heeft daarnaast huurprijsvermindering gevorderd. Vesteda heeft echter de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist vanwege huurachterstand.
De kantonrechter heeft in een eerder vonnis Vesteda veroordeeld tot herstel van de lekkages en een huurprijsvermindering van 40% toegewezen, maar heeft [appellante] ook veroordeeld tot betaling van de huurachterstand. Beide partijen zijn het niet eens met deze beslissing en hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de lekkages te wijten zijn aan de ondeugdelijke dakconstructie en dat Vesteda als verhuurder verantwoordelijk is voor het verhelpen van deze gebreken, niet de Vereniging van Eigenaren (VvE).
Het hof heeft geoordeeld dat [appellante] recht heeft op huurprijsvermindering vanaf februari 2016, maar heeft de gevorderde verhoging van de huurprijsvermindering naar 70% afgewezen. Het hof heeft de huurprijsvermindering vastgesteld op 40%, in overeenstemming met de eerdere beslissing van de kantonrechter. Daarnaast heeft het hof de vordering van Vesteda tot huurbetaling en de buitengerechtelijke incassokosten beoordeeld, waarbij het hof de hoogte van de toegewezen incassokosten heeft aangepast. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter grotendeels bekrachtigd, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten.