ECLI:NL:GHAMS:2017:1630

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
200.182.403/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en aansprakelijkheid voor schade door lekkage

In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst tussen de huurders, [appellant sub 2] en [appellante sub 3], en de verhuurder, Libra International B.V. De huurders hebben in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de kantonrechter, waarin hun vorderingen in reconventie zijn afgewezen. De huurders stellen dat er schade is ontstaan aan het plafond van hun woning door lekkage, veroorzaakt door werkzaamheden aan de cv-installatie in de bovenliggende woning. Ze vorderen schadevergoeding en huurprijsvermindering op grond van artikel 7:204 BW, maar de kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen.

Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de schade door de lekkage geen gebrek is in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, maar een feitelijke stoornis door derden, zoals bedoeld in lid 3 van dat artikel. De huurders zijn zelf verantwoordelijk voor het herstel van de schade, die volgens het hof beperkt is tot afgebladderde verf, wat eenvoudig kan worden hersteld door schilderwerk. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter voor zover het betreft de veroordeling van de huurders in de proceskosten, omdat [appellant sub 1] geen huurder was en de vordering in reconventie alleen door de huurders kon worden ingesteld.

Het hof bevestigt dat de huurders onvoldoende bewijs hebben geleverd dat de schade verder gaat dan de afgebladderde verf en dat de verhuurder niet aansprakelijk is voor de schade die door derden is veroorzaakt. De vorderingen van de huurders worden afgewezen, en het hof legt de proceskosten bij de huurders.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.182.403/01
rolnummer rechtbank Amsterdam : 2034265 CV EXPL 13-10567
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 april 2017
inzake

1.[appellant sub 1] ,

2.
[appellant sub 2] ,
3.
[appellante sub 3],
allen wonend te [woonplaats] ,
appellanten,
advocaat: mr. T.W. Jaburg te Amsterdam,
tegen
LIBRA INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Roermond,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.F. Bartels te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [appellanten] (dan wel afzonderlijk bij hun naam) genoemd en geïntimeerde wordt als Libra aangeduid.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 24 november 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 28 augustus 2015, onder bovenvermeld rolnummer gewezen tussen Libra als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en [appellanten] als gedaagden in conventie, tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens akte vermeerdering/wijziging eis in reconventie;
- memorie van antwoord;
- akte zijdens [appellanten] ;
- antwoordakte zijdens Libra;
- akte zijdens [appellanten] , met producties;
- akte zijdens [appellanten] , met producties;
- antwoordakte zijdens Libra;
- akte zijdens [appellanten] ;
- antwoordakte zijdens Libra;
- akte zijdens [appellanten] , met productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben, kort gezegd, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover het veroordelingen van [appellant sub 1] betreft, alsmede voor zover het in reconventie is gewezen, en, uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen in reconventie zoals die in de memorie van grieven zijn omschreven, zal toewijzen.
Libra heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding (het hof begrijpt:) in hoger beroep, met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende betwist staat, voor zover in hoger beroep nog van belang, het volgende vast.
(i) [appellant sub 2] en [appellante sub 3] (hierna ook te noemen: de huurders) huren sinds ongeveer 1974 van Libra de woning gelegen aan de [adres] . [appellant sub 1] is hun zoon.
(ii) Op 8 september 2011 hebben in de boven hun woning gelegen woning werkzaamheden aan de cv-installatie plaatsgevonden. Nadien is verzuimd een radiator aan te koppelen, maar is de installatie wel met water gevuld, waardoor in de woning van de huurders lekkage is opgetreden en schade aan het plafond is ontstaan.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg hebben de huurders in reconventie gevorderd veroordeling van Libra tot betaling van aanvankelijk een bedrag van € 9.110,80, dan wel subsidiair € 7.871,49, en later – na eisvermindering – een bedrag van € 2.394,78, dan wel subsidiair € 2.068,38, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juli 2013 en verlaging van de huurprijs per 1 juli 2013 tot primair € 167,- dan wel subsidiair € 222,66, totdat het gebrek aan het plafond is verholpen. Voorts hebben zij veroordeling van Libra gevorderd tot het aanvangen van het noodzakelijke herstel op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter heeft de vordering in reconventie afgewezen en [appellanten] in de proceskosten, met nakosten, veroordeeld. In conventie (inhoudelijk is de hoofdvordering in hoger beroep niet meer aan de orde) zijn [appellanten] ook in de nakosten veroordeeld.
3.2
Met
grief Ikomen [appellanten] op tegen de veroordeling van [appellanten] (dus ook [appellant sub 1] ) in de nakosten van de procedure in conventie en de (na)kosten van de procedure in reconventie. Voor zover nog belang bestaat bij deze grief, is zij terecht voorgesteld, nu vaststaat dat [appellant sub 1] geen huurder was en de vordering in reconventie slechts door de huurders, zijnde [appellant sub 2] en [appellante sub 3] , is en kon worden ingesteld, zodat de genoemde veroordelingen alleen voor [appellant sub 2] en [appellante sub 3] dienen te gelden. Het vonnis zal op dat punt worden vernietigd.
3.3
Met
grief IIkeren de huurders zich tegen de afwijzing van de vorderingen in reconventie. Zij stellen zich op het standpunt dat schade is ontstaan aan het plafond (van de gang en voor- en slaapkamer) in de woning als gevolg van genoemde lekkage, en dat het niet verhelpen of wegnemen daarvan een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW oplevert, op grond waarvan huurprijsvermindering als bedoeld in artikel 7:207 BW dient plaats te vinden. Volgens de huurders speelt daarbij mee dat de Vereniging van Eigenaars (VvE) opdracht heeft gegeven tot genoemde werkzaamheden aan het cv-leidingnetwerk. Volgens hen is Libra als appartementseigenaar en lid van de VvE - hoewel geen eigenaar van de bovengelegen woning - verantwoordelijk voor de goede staat van het gebouw en aansprakelijk voor door derden veroorzaakte schade die in opdracht van de VvE werkzaamheden in het gebouw hebben verricht.
3.4
Deze grief faalt. De schade ontstaan door de meergenoemde lekkage is geen gebrek als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW, maar een feitelijke stoornis door derden als bedoeld in lid 3 van genoemd artikel. In beginsel was het daarom aan de huurders zelf om actie te ondernemen tegen de eigenaar van de bovengelegen woning, althans die derden, ter zake van de schade. Daarbij geldt dat de huurders onvoldoende hebben aangevoerd voor de conclusie dat de schade verder gaat dan afgebladderde verf ter plekke, die betrekkelijk eenvoudig door schilderwerk kan worden hersteld, en dat ook de kantonrechter tijdens de descente niet heeft geconstateerd althans niet heeft kunnen constateren dat meer dan dat aan de orde was (zie het vonnis van 28 augustus 2015 onder 2). Dit betreft derhalve een kleine herstelling ten aanzien waarvan niet op de verhuurder, maar op de huurder de verplichting rust deze te verrichten. Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat Libra lid is van de VvE en volgens de huurders de opdracht tot de cv-werkzaamheden door de VvE zou zijn gegeven. Gelet op de wijze waarop de schade is ontstaan - het vullen van de installatie voordat de radiator weer was aangekoppeld - kan ook niet worden gesproken van een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW.
3.5
Grief I slaagt en grief II faalt. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd voor zover [appellanten] in reconventie in de proceskosten zijn veroordeeld en in conventie en in reconventie zijn veroordeeld tot betaling van nakosten. Deze veroordelingen dienen immers alleen [appellant sub 2] en [appellante sub 3] te gelden. Laatstgenoemden zullen als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover [appellanten] - uitvoerbaar bij voorraad - daarbij hoofdelijk in de kosten van het geding aan de zijde van Libra gevallen zijn veroordeeld, begroot op € 800,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw en alsmede voor zover in conventie en reconventie [appellanten] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- zijn veroordeeld onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
in reconventie:
veroordeelt [appellant sub 2] en [appellante sub 3] hoofdelijk in de kosten van het geding in eerste aanleg aan de zijde van Libra gevallen, begroot op € 800,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in conventie en reconventie:
veroordeelt [appellant sub 2] en [appellante sub 3] hoofdelijk tot betaling van een bedrag van € 50,- aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,- onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [appellant sub 2] en [appellante sub 3] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Libra begroot op € 711,- aan verschotten en € 894,- voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze laatste proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, L.A.J. Dun en D.J. van der Kwaak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.