Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de vennootschap naar Duits recht Depra GmbH,
[appellant2],
[appellant3],
Depra c.s.,
Oldenburgische Landesbank AG,
OLB,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep ingesteld door de vennootschap naar Duits recht Depra GmbH en anderen (hierna: Depra c.s.) tegen Oldenburgische Landesbank AG (hierna: OLB). De procedure is gestart na een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en Depra c.s. veroordeelde tot betaling van de proceskosten. Depra c.s. heeft hoger beroep ingesteld, maar op de eerst dienende dag heeft zich geen advocaat voor hen gesteld. Het hof heeft Depra c.s. de gelegenheid gegeven om alsnog een advocaat te stellen, maar ook op de rol van 22 december 2020 heeft zich geen advocaat gesteld. OLB heeft vervolgens verzocht om ontslag van instantie, wat het hof heeft toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat Depra c.s. niet binnen de gestelde termijn gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om het verzuim van advocaatstelling te herstellen. De advocaatstelling van mr. Bavelaar, die na de termijn werd gedaan, is door het hof niet in behandeling genomen. Het hof heeft Depra c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op een totaal van € 1.422,03.