ECLI:NL:GHARL:2021:1234

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
200.286.572/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake advocaatstelling en ontslag van instantie in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep ingesteld door de vennootschap naar Duits recht Depra GmbH en anderen (hierna: Depra c.s.) tegen Oldenburgische Landesbank AG (hierna: OLB). De procedure is gestart na een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en Depra c.s. veroordeelde tot betaling van de proceskosten. Depra c.s. heeft hoger beroep ingesteld, maar op de eerst dienende dag heeft zich geen advocaat voor hen gesteld. Het hof heeft Depra c.s. de gelegenheid gegeven om alsnog een advocaat te stellen, maar ook op de rol van 22 december 2020 heeft zich geen advocaat gesteld. OLB heeft vervolgens verzocht om ontslag van instantie, wat het hof heeft toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat Depra c.s. niet binnen de gestelde termijn gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om het verzuim van advocaatstelling te herstellen. De advocaatstelling van mr. Bavelaar, die na de termijn werd gedaan, is door het hof niet in behandeling genomen. Het hof heeft Depra c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op een totaal van € 1.422,03.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.286.572/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 197403)
arrest van 9 februari 2021
in de zaak van

1.de vennootschap naar Duits recht Depra GmbH,

die is gevestigd in Leer (Duitsland),
2.
[appellant2],
die woont in [woonplaats1] ,
3.
[appellant3],
die woont in [woonplaats1] ,
appellanten,
bij de rechtbank: eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident,
hierna:
Depra c.s.,
niet verschenen,
tegen
de naamloze vennootschap naar Duits recht
Oldenburgische Landesbank AG,
die is gevestigd in Oldenburg (Duitsland),
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
hierna:
OLB,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, die kantoor houdt in Leeuwarden.

1.De procedure bij de rechtbank

1.1
Hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen, blijkt uit het vonnis in incident van 22 juli 2020 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de rechtbank). In dat vonnis heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen en Depra c.s. veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 12 oktober 2020 (met één bijlage) is door Depra c.s. hoger beroep ingesteld van het vonnis van 22 juli 2020, met dagvaarding van OLB tegen de zitting van 9 november 2021. In de dagvaarding in hoger beroep zijn mrs. L. de Kok en P. Bavelaar, beiden werkzaam bij Bavelaar & Bavelaar Rechtsanwälte in Amsterdam, vermeld als de advocaten van Depra c.s. De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis, tot het alsnog toewijzen van de vordering van Depra c.s. en tot veroordeling van OLB tot betaling van de proceskosten in beide instanties.
2.2
OLB heeft bij exploot van anticipatie van 23 november 2020 de eerst dienende dag vervroegd naar 8 december 2020. Het exploot van anticipatie is betekend aan het kantoor van mrs. De Kok en Bavelaar voornoemd.
2.3
Op de eerst dienende dag heeft zich namens Depra c.s. geen advocaat gesteld.
2.4
Aan Depra c.s. is daarop, conform art. 123 lid 1 Rv in verbinding met artikel 353 Rv, gelegenheid gegeven om binnen een door het hof gestelde termijn alsnog advocaat te stellen. De zaak is hiervoor op de rol geplaatst van 22 december 2020. Op deze datum heeft zich voor Depra c.s. geen advocaat gesteld.
2.5
Op de rol van 22 december 2020 heeft OLB gevraagd om bij arrest te worden ontslagen van de instantie. Arrest is bepaald op heden, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Het hof stelt vast dat Depra c.s. binnen de hen gegeven termijn geen gebruik hebben gemaakt van de geboden gelegenheid tot herstel van het verzuim van advocaatstelling. Op 22 januari 2021 is er een H2-formulier ontvangen waarin mr. Bavelaar zich alsnog stelt voor Depra c.s. Hieraan gaat het hof voorbij, aangezien deze advocaatstelling buiten de gestelde termijn heeft plaatsgevonden en de zaak in staat van wijzen was. OLB zal daarom van de instantie worden ontslagen.
3.2
Met toepassing van art. 123 lid 2 Rv zullen Depra c.s. worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: ½ punt in tarief II)..
De beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
ontslaat OLB van de instantie (de procedure in hoger beroep);
veroordeelt Depra c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van OLB tot aan deze uitspraak vast op € 557,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat en op € 865,03 aan verschotten.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H. Kuiper, M.W. Zandbergen en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
dinsdag 9 februari 2021.