ECLI:NL:GHARL:2021:11890

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
200.285.488/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in geschil tussen accountantskantoor en pluimveebedrijf

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Priore Accountants & Belastingadviseurs, een accountantskantoor, en een vennootschap onder firma die een pluimveebedrijf drijft. Priore had de administratie van de vennootschap verzorgd, maar na een overstap naar een ander accountantskantoor ontstond er een geschil over de aansprakelijkheid van Priore voor geleden schade door belastingfouten. De vennootschap stelde Priore aansprakelijk voor schade die zou zijn ontstaan door het niet adviseren over het voorkomen van verliesverdamping in de jaren 2013 en 2014. Priore heeft de aansprakelijkheid echter ontkend.

In eerste aanleg heeft de rechtbank Noord-Nederland de vordering van de vennootschap afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Priore ging in hoger beroep, waarbij zij de vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vordering tot schadevergoeding vroeg, met de stelling dat de vennootschap onrechtmatig had gehandeld door de procedure aan te spannen. Het hof heeft de grieven van Priore gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door de vennootschap. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Priore in de kosten van het hoger beroep.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de accountant als de cliënt in het kader van belastingaangiften en de gevolgen van onjuiste aangiften. Het hof oordeelde dat de vennootschap niet onterecht had gehandeld door de procedure aan te spannen, en dat Priore niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van misbruik van procesrecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.285.488/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, 8193988 / CV EXPL 19-11511)
arrest van 28 december 2021
in de zaak van
de maatschap
Priore Accountants & Belastingadviseurs,
gevestigd te Heerenveen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna aan te duiden als:
Priore,
advocaat: mr. A. Speksnijder,
tegen:

1.de vennootschap onder firma [geïntimeerde1] v.o.f., en haar vennoten

2.
[geïntimeerde2 ],
3.
[geïntimeerde3],
allen gevestigd respectievelijk wonende te [plaats] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk aan te duiden als:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. D.F. Fransen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 22 december 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 maart 2021, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van de zijde van Priore;
- de memorie van grieven; en
- de memorie van antwoord.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Priore is een accountantskantoor. [geïntimeerden] c.s. drijven een pluimveebedrijf.
2.2.
Tussen Priore en [geïntimeerden] c.s. heeft een overeenkomst van opdracht bestaan op grond
waarvan Priore de administratie voor [geïntimeerden] c.s. heeft verzorgd.
2.3.
[geïntimeerden] c.s. zijn op enig moment overgestapt naar een ander accountantskantoor.
2.4.
Bij brief van 3 mei 2016 heeft de nieuwe belastingadviseur van [geïntimeerden] c.s. aan Priore laten weten haar
“Namens (…) [geïntimeerden] ”aansprakelijk te stellen
“voor de belastingschade welke zij lijden doordat u verzuimd hebt te adviseren omtrent het voorkomen van het verdampen van verliezen in de jaren 2013 en 2014.”In deze brief staat verder onder meer vermeld:
“(…) Op basis van (…) uw opdracht, (…) het verzorgen van de administratie van (…) [geïntimeerden] op dusdanige wijze dat dit fiscaal optimaal plaatsvindt, bent u ernstig tekortgekomen in (…) uw opdracht. Met name de zorgvuldigheidsnorm is geschonden nu u (…) niet de te verwachten kennis bezat om de afschrijvingen fiscaal juist te verwerken, optimaal gebruik te maken van fiscale regelgeving (…) en advies te geven (…) ter voorkoming van verliesverdamping. Wij stellen u aansprakelijk voor de geleden schade, zijnde de onnodig geheven én nog te heffen inkomstenbelasting primair vanwege een toerekenbare tekortkoming en secundair vanwege een onrechtmatige daad (…).
De schade wordt (…) berekend op 40% van de verliezen die verdampt zijn in 2013 en 2014 (…). Dit is een bedrag van € 107.511. Gelet het vorenstaande (…) verzoek ik u en zonodig sommeer ik u (…)
€ 107.511 te betalen (…). Bij gebreke waarvan cliënte zich vrij acht tot (…) rechtsmaatregelen over te gaan. (…)”.
2.5.
Priore heeft geen aansprakelijkheid erkend.
2.6.
[geïntimeerden] c.s. zijn daarop een procedure begonnen bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden. [geïntimeerden] c.s. hebben in die procedure gevorderd Priore te veroordelen tot vergoeding van door hen als gevolg van een beroepsfout van Priore geleden schade.
2.7.
Bij vonnis van 6 juni 2018 heeft de rechtbank deze vordering van [geïntimeerden] c.s. afgewezen en [geïntimeerden] c.s. veroordeeld in de proceskosten - conform liquidatietarief - begroot op € 7.350,00 en in de nakosten, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.8.
In dit vonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen en geoordeeld:
“(…) Priore heeft (…) bij het opstellen van de aangiften 2006 (…) een fout gemaakt door (…) de kwijtscheldingswinst ten volle als onbelast te vermelden in plaats van die te verrekenen met de verrekenbare verliezen. [geïntimeerden] (…) hebben vervolgens de aangiften door Priore laten indienen. De omstandigheid dat zij Priore de aangiften hebben laten opstellen en indienen, ontslaat hen niet van de verantwoordelijkheid voor de onjuistheid in hun aangiften. (…) De fout heeft de Belastingdienst kennelijk niet opgemerkt, zodat de Belastingdienst op basis van de aangiften ten onrechte heeft aangenomen dat de verrekenbare verliezen niet waren verrekend. Die fout was kenbaar. Uit de brieven aan en van de Belastingdienst (…) waarvan [geïntimeerden] (…) een kopie hebben ontvangen, was bekend dat verrekening moest plaatsvinden en aan de hand van de aanslag kon eenvoudig worden vastgesteld dat geen verrekening had plaatsgevonden. Dat geldt dus ook voor [geïntimeerden] (…), die bovendien ervaren ondernemers waren.
(…) [geïntimeerden] (…) hebben in de jaren daarna aanmerkelijk voordeel genoten van de gevolgen van hun onjuiste aangiften. Een aanzienlijk inkomen is immers onbelast gebleven. (…) [geïntimeerden] (…) verwijten Priore in wezen dat Priore niet ervoor heeft gezorgd dat zij nog meer profijt van de gevolgen van hun onjuiste aangiften hebben genoten. De rechtbank verwerpt dit standpunt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet als beroepsfout aan Priore worden verweten dat zij geen fiscale constructies heeft geadviseerd die hadden bewerkstelligd dat [geïntimeerden] (…) (nog meer) profijt van hun onjuiste aangiften zouden hebben genoten. Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend accountant mochten [geïntimeerden] (…) verwachten dat deze de onjuistheid van de aangiften zo veel mogelijk zou proberen te herstellen en niet dat deze zou adviseren om daarvan zo veel mogelijk voordeel te behalen. (…)”.
2.9.
Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.10.
Bij brief van 5 juli 2019 heeft de advocaat van Priore aan [geïntimeerden] c.s. medegedeeld dat de proceskostenveroordeling
“slechts een deel van de kosten die cliënte heeft moeten maken om verweer te voeren”dekt, dat
“Uit (…) het vonnis blijkt dat de rechtbank van oordeel was dat de procedure gebaseerd was op stellingen waarvan u (….) op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden”en dat
“De procedure (…) zelfs een onrechtmatig oogmerk”had
“namelijk om zo veel mogelijk voordeel te behalen uit een door de Belastingdienst gemaakt en voor u kenbare fout.”Ook heeft de advocaat van Priore aan [geïntimeerden] c.s. te kennen gegeven dat
“het voeren van een dergelijke onrechtmatige procedure leidt tot de verplichting om alle in verband met de procedure door cliënte gemaakte kosten te vergoeden.”en heeft hij [geïntimeerden] c.s. aansprakelijk gesteld voor de door Priore geleden schade.
2.11.
[geïntimeerden] c.s. hebben geen aansprakelijkheid erkend.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
Priore heeft in eerste aanleg gevorderd [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 12.649,80 aan door haar in verband met de door [geïntimeerden] c.s. aangespannen procedure gemaakte buitengerechtelijke interne kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsook [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
[geïntimeerden] c.s. hebben verweer gevoerd.
3.3.
Bij het bestreden vonnis van 28 juli 2020 heeft de kantonrechter de vordering van Priore afgewezen en Priore veroordeeld in de kosten van de procedure.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

vordering en grieven
4.1.
Priore heeft in hoger beroep, onder aanvoering van twee grieven, gevorderd, kort gezegd, het bestreden vonnis te vernietigen en haar vordering alsnog toe te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de proceskosten van beide instanties.
4.2.
Priore komt met haar grieven op tegen de afwijzing van haar vordering tot vergoeding van schade ten bedrage van € 12.649,80, bestaande uit buitengerechtelijke interne kosten die zij naar eigen zeggen als noodzakelijk gevolg van de door [geïntimeerden] c.s. aangespannen procedure heeft moeten maken. Priore stelt zich op het standpunt dat haar vergoeding van deze schade toekomt omdat [geïntimeerden] c.s. door het aanspannen van bedoelde procedure onrechtmatig hebben gehandeld jegens haar.
4.3.
Het hof zal de grieven van Priore hierna gezamenlijk behandelen en het hof zal
daarbij waar nodig ingaan op het door [geïntimeerden] c.s. daartegen gevoerde verweer.
maatstaf
4.4.
Het hof stelt voorop dat een rechter in de regel bij het opleggen van een proceskostenveroordeling het zogenoemde ‘liquidatietarief’ dient te volgen. Alleen in buitengewone omstandigheden, waarbij gedacht moet worden aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad mag de rechter een partij veroordelen in de werkelijke kosten die aan de zijde van de andere partij zijn gevallen. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen als grond voor een vergoedingsplicht ter zake van alle in verband met een procedure gemaakte kosten kan ingeval van een eiser die een vordering instelt eerst sprake zijn als het instellen van die vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Dit doet zich pas voor als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (ECLI:NL:HR:2007:BA3516, ECLI:NL:HR:2012:BV7828 en ECLI:NL:HR:2015:1600).
4.5.
Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM.
standpunt Priore
4.6.
Priore voert ter onderbouwing van haar standpunt dat [geïntimeerden] c.s. door het aanspannen van de procedure onrechtmatig hebben gehandeld jegens haar het volgende aan.
4.7.
Het advies van de nieuwe belastingadviseur, waarmee [geïntimeerden] c.s. zich hebben verenigd, was uitsluitend gebaseerd op de opvatting dat het hem vrij zou staan om gebruik te maken van een als een kennelijke fout aan te merken besluit van de belastingdienst. Die opvatting houdt een evidente miskenning in van de voor belastingadviseurs geldende beroepsnormen. Terecht heeft de rechtbank in de door [geïntimeerden] c.s. aangespannen procedure geoordeeld dat [geïntimeerden] c.s. aan Priore ten onrechte verweten dat zij de door de nieuwe adviseur bedoelde constructies niet heeft geadviseerd en dat zij niet heeft willen handelen in strijd met de voor haar geldende beroepsnormen.
4.8.
Uit het vonnis in de door [geïntimeerden] c.s. aangespannen procedure volgt dat het instellen van die vordering moet worden toegerekend aan [geïntimeerden] c.s. als ervaren ondernemers die met de gevolgen van de fiscale afhandeling van hun aangiften bekend waren. Het handelen van de nieuwe belastingadviseur moet worden aangemerkt als handelen van [geïntimeerden] c.s. Daarbij komt dat Priore reeds bij brief van 11 mei 2016 inhoudelijk heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling van 3 mei 2016 en deze heeft weerlegd. In deze brief heeft Priore te kennen gegeven dat
“Aangezien de kwijtscheldingswinst de onverrekende verliezen tot en met 2005 overtroffen (…) er na 2005 geen sprake meer”kon
“zijn van enige verliesverrekening uit de jaren tot en met 2005”.In elk geval na 11 mei 2016 waren de van belang zijnde feiten en omstandigheden daarmee bekend aan [geïntimeerden] c.s. [geïntimeerden] c.s. hebben niet mogen vertrouwen op de juistheid van het advies van de nieuwe adviseur noch op de gegrondheid van de aansprakelijkstelling van Priore door de nieuwe adviseur.
4.9.
De vordering van [geïntimeerden] c.s. berustte dan ook op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden of behoorden te kennen. Bovendien betreft het stellingen waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze in rechte geen kans van slagen hadden.
geen misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen
4.10.
Het hof verwerpt het standpunt van Priore. Anders dan Priore stelt volgt uit het vonnis in de door [geïntimeerden] c.s. aangespannen procedure slechts dat
“De omstandigheid dat zij Priore de aangiften hebben laten opstellen en indienen (…) hen niet van de verantwoordelijkheid voor de onjuistheid in hun aangiften”ontslaat en dat de fout
“ook voor [geïntimeerden] (…), die bovendien ervaren ondernemers waren”kenbaar was. Het hof verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en maakt dit tot het zijne. De verantwoordelijkheid voor hun belastingaangiften is niet op één lijn te stellen met toerekening van het advies van de nieuwe belastingadviseur over de beroepsfout van Priore aan [geïntimeerden] c.s. of het aanmerken van handelen van deze adviseur als handelen van [geïntimeerden] c.s. zelf.
4.11.
Bedoelde eigen verantwoordelijkheid van [geïntimeerden] c.s. maakt niet dat zij voor het opstellen en indienen van de aangiften in het geheel niet hebben mogen vertrouwen op Priore, laat staan dat hieruit volgt dat zij na hun overstap niet hebben mogen vertrouwen op de juistheid van het advies van de nieuwe belastingadviseur en de gegrondheid van de aansprakelijkstelling van Priore door de nieuwe adviseur. Ook hetgeen Priore overigens heeft gesteld, is onvoldoende om daartoe te kunnen concluderen. Dat [geïntimeerden] c.s., zoals Priore stelt, ervaren ondernemers zijn, is daartoe onvoldoende. Gebruikelijk is immers dat ook ervaren ondernemers een belastingadviseur inschakelen omdat zij zelf niet over de benodigde inhoudelijke kennis beschikken. Zelfs als [geïntimeerden] c.s., zoals Priore stelt, wisten dat het advies van de nieuwe adviseur en de aansprakelijkstelling van Priore voortborduurden op eerdere onjuiste aangiften, kon van hen in redelijkheid niet verwacht worden dat zij behoorden te begrijpen dat mogelijkerwijs sprake was een beroepsfout van hun nieuwe adviseur dan wel van handelen door deze nieuwe adviseur in strijd met voor hem geldende beroepsnormen. De brief van Priore van 11 mei 2016 maakt dit niet anders. Zo deze brief al mede gericht was aan [geïntimeerden] c.s., valt niet in te zien dat [geïntimeerden] c.s. uit de inhoud hiervan hadden moeten opmaken dat mogelijkerwijs sprake was van een beroepsfout dan wel van handelen in strijd met beroepsnormen van hun nieuwe adviseur zodanig dat het aanspannen van een procedure evident ongegrond was.
4.12.
Niet gebleken is dat [geïntimeerden] c.s. hun nieuwe adviseur niet voor voldoende deskundig mochten houden of moesten twijfelen aan diens zorgvuldige taakvervulling. Dat deze nieuwe adviseur daarbij een standpunt innam dat niet strookte met het standpunt van Priore is daartoe niet voldoende. Dit te meer nu deze nieuwe adviseur [geïntimeerden] c.s. (en Priore) op de hoogte heeft gesteld van de door Priore bij het opstellen van de aangiften 2006 gemaakte fout.
4.13.
Niet kan dus worden geconcludeerd dat de vordering van [geïntimeerden] c.s. berustte op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kenden of behoorden te kennen dan wel dat het stellingen betreft waarvan zij op voorhand moesten begrijpen dat deze in rechte geen kans van slagen hadden. Gelet op de terughoudendheid die bij deze beoordeling past, komt het hof dan ook tot het oordeel dat van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door [geïntimeerden] c.s. door het aanspannen van de procedure geen sprake is.
4.14.
Priore heeft nog aangevoerd dat haar schade bij toewijzing van haar vordering
gedragen zou worden door de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van de
nieuwe belastingadviseur van [geïntimeerden] c.s., maar dit laat onverlet dat er naar het oordeel van het hof geen sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen.
4.15.
Priore heeft ook nog aangevoerd dat de door haar gestelde interne kosten gemaakt vóórafgaand aan de door [geïntimeerden] c.s. aangespannen procedure niet vallen binnen het bereik van de bescherming van artikel 6 EVRM, maar hieraan gaat het hof voorbij. Uit het voorgaande volgt dat Priore naar het oordeel van het hof ook in dat geval onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld om te kunnen concluderen dat sprake is van onrechtmatig handelen van de zijde van [geïntimeerden] c.s.
geen bewijslevering
4.16.
Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, nu Priore in hoger beroep geen bewijsaanbod heeft gedaan en zij ook overigens niet stelt dat haar stellingen anders dan door de reeds in het geding gebrachte stukken kunnen worden bewezen. Het hof ziet geen aanleiding Priore ambtshalve tot bewijslevering in de gelegenheid te stellen.

5.De slotsom

5.1.
De slotsom is dat de grieven tegen het bestreden vonnis falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
5.2.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal het hof Priore veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten worden aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. vastgesteld op
€ 2.071,00 aan griffierecht en € 2.228,00 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep à € 1.114,00 per punt).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 28 juli 2020;
veroordeelt Priore in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. vastgesteld op € 2.071,00 aan griffierecht en € 2.228,00 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het (in hoger beroep) meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, O.G.H. Milar en J.N. de Blécourt en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021.