Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
een compleet ingericht kantoorgedeelte met sanitaire voorzieningen en
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief 1betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak heeft gedaan. De uitspraak geeft geen, dan wel, onvoldoende inzicht in de gronden van de beslissing en de feiten die aan de beslissing ten grondslag zijn gelegd, aldus de grief.
grieven 2, 3 en 4hebben betrekking op de vraag hoe de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst dient te worden uitgelegd. De grieven 2 en 3 betogen dat de vergoeding, zoals bedoeld in de vaststellingsovereenkomst, moet worden gebaseerd op de eventuele restwaarde na afschrijving van de investeringen. Grief 4 stelt de uitleg van het begrip ‘casco’ aan de orde.
huurovereenkomst, welke afspraak door [geïntimeerde] gemotiveerd wordt betwist, die erop wijzen dat de door [appellant] voorgestane uitleg aan de
vaststellingsovereenkomst moet worden gegeven. Juist gelet op voormelde definitie van een vaststellingsovereenkomst had het op de weg van [appellant] gelegen om zich niet te beperken tot de omstandigheden rondom het sluiten van de huurovereenkomst. Het hof ziet derhalve geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het voor partijen ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst duidelijk was dat de vergoeding een restwaarde na afschrijving van de investeringen inhield.
grieven 5 en 6betogen dat het bindend advies uit het rapport van de makelaars/taxateurs vernietigbaar is, omdat – kort samengevat – aan de totstandkoming van het advies gebreken kleven. De gebreken blijken volgens [appellant] uit de volgende omstandigheden: (i) de bindend adviseurs hebben het beginsel van hoor en wederhoor geschonden, (ii) Deelen was niet een gecertificeerd taxateur, terwijl dat wel een vereiste was in de vaststellingsovereenkomst en (iii) de taxateurs zijn uitgegaan van onjuiste gegevens en aannames en hebben derhalve niet als redelijk handelend en vakbekwaam taxateurs gehandeld. De grieven 5 en 6 lenen zich voor een gezamenlijk behandeling.
6.De slotsom
€ 8.128,-(2 punten x tarief VI)