In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juli 2020, waarin de rechtbank de aanmaningskosten van de invorderingsambtenaar heeft vernietigd. De aanmaningskosten van € 16 per aanmaning waren in rekening gebracht voor het niet tijdig betalen van gemeentelijke heffingen voor de jaren 2018 en 2019. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze kosten, maar de invorderingsambtenaar heeft deze gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 1 december 2021 zijn beide partijen niet verschenen, ondanks dat zij op de juiste wijze waren uitgenodigd. Het Hof heeft overwogen dat het hoger beroep ontvankelijk is, omdat het belanghebbende mogelijk in een betere positie kan brengen met betrekking tot bijkomende beslissingen van de rechtbank, zoals proceskosten. Het Hof heeft echter geen aanleiding gezien om het hoger beroep gegrond te achten, aangezien de rechtbank de aanmaningskosten al had vernietigd.
De beslissing van het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en er wordt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegekend. De uitspraak is gedaan door de derde meervoudige belastingkamer en is openbaar uitgesproken op 14 december 2021. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.