In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten door de echtgenote van de appellant. De appellant had in totaal vijf effectenleaseovereenkomsten met Dexia Nederland B.V. gesloten, waarvan de overeenkomsten I en II door zijn echtgenote zijn vernietigd op grond van het ontbreken van haar toestemming. Het hof oordeelde dat de vernietiging rechtsgevolgen heeft en dat de appellant recht heeft op terugbetaling van de door hem aan Dexia betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 maart 2006. Het hof heeft de waarde van de aandelen van overeenkomst I vastgesteld op € 4.727,10, welke in mindering wordt gebracht op het bedrag dat Dexia aan de appellant moet terugbetalen. Dexia voerde aan dat de appellant de waarde van de aandelen moet teruggeven, maar het hof oordeelde dat de vernietiging haar werking ontzegd wordt voor zover deze leidt tot de teruggave van de aandelen. De appellant had de aandelen immers verkocht en het hof vond het onbillijk om hem niet te verplichten tot betaling van de waarde van de aandelen. De grieven van de appellant werden gedeeltelijk toegewezen, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.