ECLI:NL:GHARL:2021:10908

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
200.295.040/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen proceskostenveroordeling in faillissementsaanvraag van melkveehouders tegen DOC Kaas

In deze zaak hebben melkveehouders in hoger beroep geprocedeerd tegen een proceskostenveroordeling die door de rechtbank Noord-Nederland was uitgesproken. De rechtbank had op 18 mei 2021 het verzoek van de melkveehouders tot faillietverklaring van de Drents Overijsselse Coöperatie Kaas U.A. (DOC Kaas) afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 7.998,-. De melkveehouders stelden dat er geen sprake was van misbruik van recht en dat de proceskosten te hoog waren vastgesteld.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de melkveehouders inderdaad misbruik van recht hebben gemaakt door het faillissement aan te vragen, aangezien er geen opeisbare vordering op DOC Kaas was. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het tarief VIII had gehanteerd voor de proceskosten, en dat het redelijker was om de kosten te begroten op € 5.000,-.

De beslissing van de rechtbank werd vernietigd voor zover het de proceskostenveroordeling betrof, en DOC Kaas werd veroordeeld tot terugbetaling van het teveel betaalde door de melkveehouders. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. De uitspraak vond plaats op 25 november 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht. handel
zaaknummer gerechtshof 200.295.040/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/204860 / FT RK 21/230)
beschikking van 25 november 2021
in de zaak van:

1.Stille Maatschap [appellante1] ,

gevestigd te [plaats1] ,
2. [appellant2] v.h.o.d.n. [appellant2],
wonende te [plaats2] ,
3. [appellant3] h.o.d.n. [appellant3],
wonende te [plaats3] ,
4. Maatschap [appellante4],
gevestigd te [plaats4] ,
5. [appellant5] , h.o.d.n. [appellant5],
wonende te [plaats5] ,
6. Maatschap [appellante6],
gevestigd te [plaats6] ,
7.de v.o.f.
Melkveebedrijf [appellante7],
gevestigd te [plaats7] ,
8. [appellant8] , h.o.d.n. [appellant8],
wonende te [plaats8] ,
9. [appellant9] , h.o.d.n. Veehoudersbedrijf [appellant9],
wonende te [plaats9] ,
10. Maatschap [appellante10],
gevestigd te [plaats10] ,
11.de v.o.f.
[appellante11] Melkveebedrijf,
gevestigd te [plaats11] ,
12. Mts [appellante12],
gevestigd te [plaats12] ,
13. [appellant13] , v.h.o.d.n. [appellant13],
wonende te [plaats8] ,
14.de maatschap
[appellante14],
gevestigd te [plaats13] ,
15. Stille maatschap [appellante15],
gevestigd te [plaats14] ,
16. [appellant16] , h.o.d.n. [appellant16],
wonende te [plaats15] ,
17. [appellant17] , h.o.d.n. [appellant17],
wonende te [plaats16] ,
18.de maatschap
Melkveebedrijf [appellante18],
gevestigd te [plaats17] ,
19. V.O.F. [appellante19],
gevestigd te [plaats18] ,
20. V.O.F. [appellante20],
gevestigd te [plaats19] ,
21. V.O.F. [appellante21],
gevestigd te [plaats20] ,
22. [appellant22] , h.o.d.n. Melkveebedrijf [appellant22],
wonende te [plaats21] ,
23. Maatschap [appellante23],
gevestigd te [plaats22] ,
24.de maatschap
Melkveebedrijf [appellante24],
gevestigd te [plaats23] ,
appellanten,
bij de rechtbank: verzoekers,
hierna gezamenlijk te noemen:
de melkveehouders,
advocaat: mr. G.B. te Biesebeek, die kantoor houdt te Zwolle,
tegen
Drents Overijsselse Coöperatie Kaas U.A.,
gevestigd te Hoogeveen,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: verweerster,
hierna:
DOC Kaas,
advocaat: mr. W.H.M. Cnossen, die kantoor houdt te Heerenveen.

1.De procedure bij de rechtbank

Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 18 mei 2021 is het verzoek van de melkveehouders tot faillietverklaring van DOC Kaas afgewezen en is geoordeeld dat de melkveehouders met het verzoek misbruik van hun bevoegdheid hebben gemaakt door het faillissement van DOC Kaas aan te vragen. De rechtbank heeft de melkveehouders veroordeeld in de proceskosten en heeft die begroot op € 7.998,- (2 punten, tarief VIII).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Bij beroepschrift, binnengekomen bij de griffie van het hof op 26 mei 2021, hebben de melkveehouders het hof verzocht voornoemde beschikking in zoverre te vernietigen dat de melkveehouders worden ontheven van de uitgesproken proceskostenveroordeling, dan wel de proceskosten te bepalen op € 1.126,- (2 punten, tarief II) en DOC Kaas te veroordelen het teveel betaalde terug te betalen.
2.2
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder het verweerschrift van DOC Kaas en de brieven van partijen waarin zij aangeven dat zij geen behoefte hebben aan een mondelinge behandeling en dat het hof uitspraak kan doen op basis van de stukken.

3.De beoordeling

3.1
De melkveehouders hebben twee grieven opgeworpen die zich richten tegen de uitgesproken proceskostenveroordeling. Met grief I stellen zij zich op het standpunt dat er geen sprake is van misbruik van recht en dat zij daarom ten onrechte zijn veroordeeld in de proceskosten van DOC Kaas. Met grief II betogen de melkveehouders dat indien er toch een proceskostenveroordeling aan de orde zou zijn, deze op basis van het toepasselijke liquidatietarief bepaald had dienen te worden op € 1.126,- (tarief II, 2 punten). Dat sluit eveneens aan bij hetgeen DOC Kaas in eerste aanleg heeft verzocht, namelijk veroordeling van de melkveehouders in de “geliquideerde proceskosten”. DOC Kaas dient dan ook te worden veroordeeld om het (teveel) betaalde terug te betalen aan de melkveehouders.
3.2
DOC Kaas kan zich met de inhoud van de beschikking van de rechtbank verenigen met dien verstande dat zij vindt dat mr. Te Biesebeek persoonlijk in de proceskosten had dienen te worden veroordeeld. Het verzoek tot faillietverklaring van DOC Kaas is terecht afgewezen. Er is geen opeisbare vordering en DOC Kaas verkeert niet in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Er is terecht aangenomen dat er sprake is van misbruik van procesbevoegdheid. Indien daarvan sprake is, is er reden tot veroordeling van de misbruik makende partij in de werkelijke proceskosten. DOC Kaas heeft in eerste aanleg verzocht om primair mr. Te Biesebeek en de melkveehouders te veroordelen in de werkelijke proceskosten, begroot op € 5.601,50 en subsidiair mr. Te Biesebeek en de melkveehouders te veroordelen in de geliquideerde proceskosten. Ter zitting van de rechtbank is verzocht de proceskosten te begroten op tarief VIII.
Grief 1 - Melkveehouders terecht veroordeeld in de proceskosten?
3.3
De rechtbank heeft het verzoek van de melkveehouders tot faillietverklaring van DOC Kaas afgewezen. Tegen dit oordeel is door de melkveehouders niet gegriefd. Dat betekent dat de melkveehouders als de in het ongelijk gestelde partij op grond van artikel 237 lid 1 Rv terecht zijn veroordeeld tot betaling van de proceskosten van DOC Kaas. Artikel 245 Rv biedt geen grondslag biedt om – zoals door DOC Kaas in eerste aanleg is verzocht – mr. Te Biesebeek persoonlijk in de proceskosten te veroordelen. Grief 1 faalt.
Grief 2 - Hoogte proceskostenveroordeling
3.4
De rechtbank heeft de proceskosten conform het ter zitting gedane verzoek van DOC Kaas begroot op € 7.998,- (twee punten, tarief VIII) en daarbij opgemerkt dat het een zaak van “onbepaalde waarde” betreft. Tarief VIII wordt toegepast met betrekking tot zaken met een geldelijk belang boven € 1.000.000,-. Een faillissementsaanvraag heeft geen specifiek geldelijk belang en is dus van onbepaalde waarde. Bij zaken van onbepaalde waarde worden de proceskosten vastgesteld naar tarief II. Het hof leidt l uit de redenering van de rechtbank af dat de rechtbank in het misbruik van recht (misbruik van procesbevoegdheid) aanleiding heeft gezien om een hogere proceskostenvergoeding toe te kennen dan tarief II. Het hof zal daarom eerst beoordelen of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de melkveehouders misbruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid om het faillissement van DOC Kaas aan te vragen
Misbruik van recht?
3.5
Van misbruik van procesbevoegdheid is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de verweerder zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (zie HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233). Het hof beantwoordt de vraag of er sprake is van misbruik van recht bevestigend en neemt daarbij het volgende in aanmerking.
3.6
De vorderingen van de melkveehouders zijn gebaseerd op het (eind)vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 7 oktober 2020 gewezen tussen 63 andere melkveehouders en DOC Kaas. In die procedure hebben de 63 melkveehouders, ex-leden van DOC Kaas, betaling gevorderd – kort gezegd – uit hoofde van aan hen toekomend melkgeld. De rechtbank heeft die melkveehouders op dat punt in het gelijk gesteld. DOC Kaas heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en partijen hebben in het hoger beroep reeds de stukken ingediend. De mondelinge behandeling in bepaald op 14 juni 2022. DOC Kaas heeft uitvoerig bezwaren tegen de tussen-en eindvonnissen aangevoerd.
De vorderingen waarop de melkveehouders de faillissementsaanvraag baseren, hebben dezelfde grondslag als de vorderingen van de melkveehouders in die procedure Nu de vorderingen in die procedure niet zijn komen vast te staan en gelet op de complexiteit van de zaak en de uitvoerige bezwaren die DOC Kaas tegen de tussen- en eindvonnissen heeft opgeworpen – , kan niet worden geoordeeld dat
summierlijkis gebleken dat de melkveehouders een (opeisbare) vordering hebben op DOC Kaas. Dat is een vereiste om op hun verzoek DOC Kaas failliet te kunnen laten verklaren. Ook volgde uit de beschikbare stukken niet dat DOC Kaas in de toestand verkeert van te hebben opgehouden te betalen. Zij heeft gevolg gegeven aan het vonnis van de rechtbank en de vorderingen van de 63 andere melkveehouders voldaan. Daar komt ook nog bij dat DOC Kaas is gefuseerd met DMK Group, die zich garant heeft gesteld voor een eventuele betaling aan de melkveehouders.
3.7
Gelet op het voorgaande had op voorhand al duidelijk moeten zijn dat het door de melkveehouders gedane verzoek tot faillietverklaring van DOC Kaas zou stranden, nu het aan geen van de vereisten van artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet voldoet. Het hof ziet in het indienen van het faillissementsrekest dan ook geen andere reden dan DOC Kaas trachten te dwingen tot betaling van de vermeende vorderingen. Dit levert – zoals de rechtbank terecht heeft overwogen – misbruik van recht op.
Hoogte proceskosten
3.8
Om de hoogte van de proceskosten te kunnen begroten, maakt de rechter doorgaans gebruik van het forfaitaire liquidatietarief. De rechter is hier evenwel niet aan gebonden en kan daar dus van afwijken (zie HR 3 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2621, NJ 1998/571). Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 3.4 is overwogen, kan het hof niet meegaan in het oordeel van de rechtbank om de proceskosten te begroten conform tarief VIII. Daarbij komt dat een proceskostenveroordeling conform tarief VIII de door DOC Kaas opgegeven, maar niet gespecificeerde, kosten van € 5.601,50 fors overschrijdt. Dat tarief VIII dichterbij de werkelijk gemaakte kosten zou komen, is niet aangetoond. De rechtbank heeft evenmin het (subsidiaire) verzoek van DOC Kaas om de melkveehouders te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten toegewezen. Hiertegen is door DOC Kaas niet gegriefd, zodat het hof niet over dit verzoek kan oordelen.
3.9
Het hof ziet in het misbruik van procesrecht evenwel aanleiding om hen te veroordelen tot een hoger bedrag dan tarief II. Het hof acht hiertoe een bedrag van € 5.000,- redelijk en aangewezen waarbij het hof mede heeft gelet op het bedrag dat DOC Kaas heeft genoemd als haar werkelijke proceskosten. Dit betekent dat grief 2 slaagt.
Slotsom
3.1
Het voorgaande betekent dat het hof de beschikking van de rechtbank zal vernietigen voor zover de melkveehouders zijn veroordeeld in de proceskosten van DOC Kaas tot een bedrag van € 7.998,- en hen zal veroordelen tot betaling van de proceskosten in eerste aanleg, door het hof begroot op € 5.000,-. Dat brengt mee dat DOC Kaas zal worden veroordeeld om datgene terug te betalen wat de melkveehouders uit hoofde van de beschikking van 18 mei 2021 teveel aan proceskosten hebben voldaan.
3.11
Nu de melkveehouders in hoger beroep deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld, zullen de kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd als in het dictum genoemd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 18 mei 2021, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de melkveehouders in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van DOC Kaas vastgesteld op € 5.000,- aan salaris van de advocaat;
veroordeelt DOC Kaas tot terugbetaling van hetgeen de melkveehouders uit hoofde van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg reeds teveel hebben betaald;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.H. Kuiper, mr. I. Tubben en mr. M. Willemse en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2021.