Uitspraak
in eerste aanleg: verweerder,
appellant,
[appellant],
1.Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
[geïntimeerde2] Relatiegeschenken B.V.
Intrum Nederland B.V.
in eerste aanleg: verzoekers,
geïntimeerden,
hierna:
LAVG c.s.,advocaat: mr. A. Gras, kantoorhoudende te Groningen.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
artikel 6 lid 3 van de Faillissementswet (Fw) wordt uitgesproken, indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de aanvraag daarvan bestaand vorderingsrecht van de aanvragende schuldeiser(s), alsmede van het bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Voor dit laatste is noodzakelijk dat de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft (het pluraliteitsvereiste) en opgehouden is te betalen. Het hof dient de vraag of de schuldenaar in de toestand verkeert te hebben opgehouden te betalen te beoordelen door rekening te houden met alle op het moment van de uitspraak bestaande feiten en omstandigheden, ook als deze op het moment van de faillietverklaring nog niet bestonden. Het hof toetst aldus naar het moment van nu.
Het hof zal het vonnis van de rechtbank van 13 oktober 2021, waarbij het verzet van [appellant] tegen zijn faillietverklaring ongegrond is verklaard, dus bekrachtigen.
4.De beslissing
18 november 2021.