Uitspraak
in eerste aanleg: verweerder,
Werkbaan Oost B.V.,
in eerste aanleg: verzoekster,
1.1. De procedure bij de kantonrechter en het hof
2.De beoordeling in hoger beroep
“ [verzoeker] , ik ben de vorige keer in onze, ja wat zal ik zeggen, confrontatie, 1 zin vergeten. Je bent op staande voet ontslagen. Dat was mijn zin die ik had moeten uitspreken.”Van een werkgever, bijgestaan door een kennelijk ervaren HR-manager zoals [B] tijdens de zitting is omschreven, mag een professionele toon worden verwacht bij een door hem voorbereid gesprek dat is gericht op het aanspreken van een werknemer op houding en gedrag. Wat het hof wederom opvalt is dat [C] weinig tegenspraak duldt. Zo heeft [C] over het gesprek op 8 mei 2019 tegen [verzoeker] gezegd:
“Je zei: [C] , je weet dat het al een tijdje onrustig is bij ons en dat vertrouwen (..)”. Daarop heeft [verzoeker] gezegd:
“Ja, dat klopt, mag ik dat dan niet aangeven?”. Daarop heeft [C] gezegd:
“Jawel, maar het klinkt heel raar als je al zelf een van die onruststokers bent.”[verzoeker] heeft [C] daarop meermalen gevraagd hem voorbeelden te geven van ongewenst gedrag maar [C] laat na die te geven. Het gesprek eindigt ermee dat [verzoeker] een laatste kans krijgt. Afgesproken wordt dat [B] een vervolggesprek met [verzoeker] gaat plannen waarin van gedachten zal worden gewisseld over een plan van aanpak en wat ieders rol daarin is. [C] laat zich in reactie op de opmerking van [verzoeker] dat hij zich onveilig voelt nog ontvallen
“Dat is ook terecht dat je je onveilig voelt.”Naar het oordeel van het hof geven uitlatingen als deze, zeker tegenover een net gere-integreerde werknemer met wie een verbetertraject afgesproken gaat worden, geen blijk van een passende, constructieve houding.
“Ik herhaal mijn advies in het gesprek van 17 mei 2019 om naar een andere baan bij een andere organisatie uit te zien.”In 2014 hadden (de rechtsvoorganger van) Werkbaan Oost en [verzoeker] echter afspraken gemaakt die erop neerkwamen dat die eerder aan [verzoeker] gemaakte verwijten niet meer opnieuw zouden worden opgevoerd. [verzoeker] heeft zich daarop tot een advocaat gewend die op 28 juni 2019 schriftelijk heeft gereageerd en gewezen op de in het verleden gemaakte afspraak dat de gemaakte verwijten niet opnieuw zouden worden opgevoerd. Als slot staat er in die brief dat wordt betwist ‘
dat er afspraken zijn gemaakt over het spoedig veranderen van zijn houding, gedrag en bejegening”. Voor Werkbaan Oost was het inschakelen door [verzoeker] van een advocaat en de hiervoor geciteerde passage uit de brief van 28 juni 2019 zo tegen het zere been dat tijdens het eerstvolgende het gesprek van 4 juli 2019 tussen [verzoeker] , [B] en [C] aan [verzoeker] wordt medegedeeld dat hij wordt ontslagen
(“jij krijgt nu gewoon ontslag in normaal Nederlands, wij willen niet met jou verder”, “je gaat er gewoon uit”). In de daarop volgende brief van Werkbaan Oost van 5 juli 2019 wordt uitgelegd dat het gebrek aan zelfreflectie, de houding en het gedrag van [verzoeker] , het uitblijven van initiatieven tot verbetering van zijn gedrag en houding en het ontkennen door de advocaat van [verzoeker] dat er afspraken over verbetering zijn gemaakt, daarvoor bepalend zijn en dat de wegen van partijen zich zullen moeten scheiden omdat er geen enkele basis is voor een verdere samenwerking.
“Maar dan komen we bij de pijnlijke aangelegenheid. [verzoeker] scoort een dikke onvoldoende. Twee derde van zijn medewerkers wil een andere werkcoach en dat is veel te hoog. (…) we gaan eerst met de drie werkcoaches zelf praten want we willen ook eerst met hen zelf spreken over die resultaten en natuurlijk gaat het dan over verbeterpunten (…). Maar met [verzoeker] hebben we deze afspraken niet kunnen maken over verbeterpunten. Hij is het niet eens over de aanpak van dit onderzoek en ook niet met de conclusies van het tweede onderzoek. Dat is heel vervelend. We zijn trouwens al langer, en dat zeg ik jullie heel eerlijk, met hem in gesprek over zijn houding en gedrag in deze organisatie. Er komt dit resultaat van het tweede medewerkerswaarderingsonderzoek nog bij. (…) [verzoeker] er maar eens goed over na moet denken wat er aan de hand is. En na het gesprek van afgelopen vrijdag hebben we hem buitengewoon verlof verleend. Buitengewoon verlof betekent eigenlijk je mag niet meer op het werk komen, je wordt voorlopig nog wel betaald maar je hebt even bedenktijd om bij jezelf te rade te gaan hoe dat het hier nu verder moet. (…) We zijn nog niet helemaal rond met het beeld, want we gaan nog praten met een aantal collega’s van [verzoeker] wat zij nu vinden over de samenwerking met hem.”In de ogen van het hof is deze gang van zaken ontoelaatbaar. Het hof ziet niet in welk doel het diende om in deze mate ten overstaan van het voltallige personeel op de persoon van [verzoeker] in te zoomen en mededelingen te doen over een vertrouwelijk verbetertraject dat notabene door nalaten van de zijde van Werkbaan Oost niet is ingezet. Ter zitting heeft [C] ook niet kunnen uitleggen wat hem ertoe heeft gebracht deze diffamerende uitlatingen over [verzoeker] te doen. Hij moet zich hebben gerealiseerd dat de positie van [verzoeker] daarmee ten opzichte van de (kwetsbare) groep mensen aan wie hij leiding gaf, vrijwel onhoudbaar was geworden.
Gelet op al het voorgaande kan van Werkbaan Oost in redelijkheid niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voorduren. Voor eventuele andere functies binnen de organisatie geldt ook dat die functies onder [B] en [C] vallen dan wel nauwe samenwerking met [B] en [C] meebrengen zodat herplaatsing ook niet in de rede ligt. Die herplaatsingsplicht reikt overigens niet verder dan passende arbeidsplaatsen binnen Werkbaan Oost. De gemeenten waar volgens [verzoeker] passende arbeidsplaatsen zijn, maken geen onderdeel uit van de organisatie van Werkbaan Oost althans dit heeft [verzoeker] niet onderbouwd.
3.De beslissing
€ 100.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 september 2020 tot de dag van algehele voldoening;