ECLI:NL:GHARL:2017:10990
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot schorsing tenuitvoerlegging arbitraal vonnis en verkeerde rechtsingang
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 22 augustus 2017 verweerster, wonende te [woonplaats], gedagvaard voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Eiser vorderde dat het hof de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis van 29 juni 2017 zou schorsen totdat er in de hoofdzaak een onherroepelijke uitspraak zou zijn. Daarnaast vroeg eiser om vernietiging van bepaalde onderdelen van het arbitraal vonnis, waaronder de verklaring dat de praktijk geen goodwill kent en de veroordeling tot betaling van € 36.569,- aan verweerster. De advocaat van eiser is mr. D. Roesink, terwijl verweerster voorheen werd bijgestaan door mr. C. Velink en thans door mr. M.F. van der Mersch.
Het hof heeft vastgesteld dat het geding voortvloeit uit een vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis, waarbij het hof bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen, aangezien de plaats van arbitrage Utrecht is. Eiser heeft in het incident verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis op basis van artikel 1066 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof oordeelde echter dat eiser niet de juiste rechtsingang heeft gebruikt door een incident op te werpen in plaats van een verzoek in te dienen.
Het hof heeft besloten dat de procedure voor het schorsingsverzoek zal worden voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure, nu verweerster de gelegenheid heeft gehad om te reageren. De zaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord van verweerster op 23 januari 2018. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden en het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 12 december 2017.