ECLI:NL:GHARL:2021:10329

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
21-001862-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met uitzondering van de opgelegde straf in een zaak van bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal en had hoger beroep ingesteld tegen de opgelegde straf. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 weken, waarvan 26 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. Het hof oordeelde dat de rechtbank op juiste gronden had beslist, maar kwam tot de conclusie dat de opgelegde straf te zwaar was. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden op, met een proeftijd van 5 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder controle van gegevensdragers van de verdachte. Het hof benadrukte de ernst van het bezit van kinderpornografie en de noodzaak van toezicht om recidive te voorkomen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen en video's, wat verwerpelijk is omdat dit bijdraagt aan de instandhouding van de vraag naar dergelijke beelden. Het hof heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en fysieke gesteldheid, en de relatief geringe hoeveelheid materiaal die in zijn bezit was. De bijzondere voorwaarden zijn geformuleerd om toezicht te houden op de verdachte en om te voorkomen dat hij opnieuw in aanraking komt met kinderpornografie. Het hof heeft de reclassering belast met het toezicht op de naleving van deze voorwaarden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001862-20
Uitspraak d.d.: 26 oktober 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 2 juni 2020 met parketnummer 18-200230-19 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 oktober 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 weken, waarvan 26 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. A. Allersma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 2 juni 2020, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 weken, waarvan 26 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en oplegging van bijzondere voorwaarden.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist en zal het vonnis bevestigen behalve voor zover het betreft de door de rechtbank opgelegde straf.
Ten aanzien van dit onderdeel van het vonnis komt het hof tot een andere beslissing dan de rechtbank. In zoverre zal het vonnis dan ook worden vernietigd.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof overweegt, grotendeels overeenkomstig de overweging van de rechtbank, als volgt.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen en video’s. Het bezit van kinderporno is verwerpelijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno in bezit te hebben, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno in bezit hebben. De betrokken jeugdigen en kinderen worden vaak nog lang met de schadelijke gevolgen van het seksueel misbruik geconfronteerd. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om kinderporno in bezit te krijgen en te houden. Het hof rekent dit alles verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 september 2021, is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Uit het uittreksel blijkt eveneens dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit in een proeftijd liep voor het bezit van kinderpornografie. Kennelijk heeft dit voorwaardelijke sepot verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan bezit van kinderpornografie.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) d.d. 22 november 2019, waaruit blijkt dat verdachte zich niet schuldbewust heeft opgesteld, het bezit van kinderpornografie lijkt te bagatelliseren en niet gemotiveerd is voor verandering. Een eerder toezicht en behandeling hebben niet geleid tot enige verandering bij verdachte. De reclassering acht het daarom wenselijk om zicht op verdachte te kunnen houden, met name wat betreft de controle op zijn gegevensdragers en om verdachte binnen het toezicht te motiveren om deel te nemen aan Cirkels voor Ondersteuning Samenwerking en Aanspreekbaarheid (COSA).
Gelet op de aard van het feit acht het hof de door de rechtbank opgelegde straf in beginsel een passende en geboden reactie. Niettemin is het hof van oordeel dat, overeenkomstig het standpunt van de verdediging, in deze zaak het (thans nog) opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als een te zware sanctie heeft te gelden. Het hof neemt daarbij in aanmerking de relatief geringe hoeveelheid bewezenverklaarde kinderpornografische afbeeldingen en video’s, het tijdsverloop sinds het aantreffen van het materiaal en de (hoge) leeftijd en fysieke gesteldheid van verdachte. Het hof acht het onder deze omstandigheden niet opportuun om een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en is van oordeel dat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf volstaat.
Het hof is alles afwegend van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 5 jaren en reclasseringscontact, een passende en geboden reactie vormt. Omdat uit voornoemde stukken is gebleken dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd terwijl hij in een proefperiode liep voor bezit van kinderpornografie, is het hof bezorgd over de mogelijkheid dat verdachte zich in de toekomst opnieuw met kinderpornografie gaat bezighouden. Er lijkt geen sprake van bereidheid om zijn gedrag te veranderen. Om toezicht te kunnen houden op verdachte en om recidive te voorkomen zal het hof aan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en hierna in het dictum vermeld. Het hof vindt een langere proeftijd nodig dan de gebruikelijke twee jaar om de kans op herhaling langer te beperken en omdat het inschat dat voor de gewenste gedragsverandering bij verdachte, gezien het feit dat hij kinderpornografie lijkt te bagatelliseren, langer nodig is.
Het hof heeft bij de formulering van de bijzondere voorwaarden gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad [1] , recentelijk toepast in bijvoorbeeld de arresten van het hof Den Haag van 9 februari en 24 maart 2021 [2] , inhoudende dat een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c, lid 2 onder 14, van het Wetboek van Strafrecht, het gedrag van de veroordeelde dient te betreffen en zo’n voorwaarde voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift dient te formuleren. Voorts geldt dat zij niet geacht kan worden gedrag van de verdachte te omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen.
In dat kader acht het hof het verbinden van een drietal beperkingen aan het uit te oefenen toezicht noodzakelijk, te weten: de maximale hoeveelheid en de frequenties van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers, de wijze waarop kennis wordt genomen van aangetroffen gegevens en het niet door een opsporingsambtenaar mogen uitvoeren van deze controles. Toegepast op de onderhavige zaak betekent het voorgaande dat het toezicht van de hierna onder 2 vermelde voorwaarde kan bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers, waaraan de verdachte dient mee te werken tijdens een huisbezoek. Deze controles mogen gedurende de proeftijd, die wordt gesteld op 5 jaren, maximaal 5 keer worden uitgevoerd. Voor zover het gedrag bedoeld onder 3 en 4 betreft, mogen deze controles slechts op elektronische wijze worden uitgevoerd (opdat niet door een persoon kennis van de inhoud van afbeeldingen wordt genomen). Ten behoeve van deze ondersteuning mag een deskundige, niet zijnde een opsporingsambtenaar, de reclassering (technische) ondersteuning bieden bij de controle.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van door de rechtbank opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
5 (vijf) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 5 (vijf) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt bij de Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht, en dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
2. dat de veroordeelde medewerking verleent aan controle van zijn gegevensdragers tijdens huisbezoeken;
3. dat de veroordeelde zich op welke wijze dan ook onthoudt van het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
4. dat de veroordeelde zich niet zal ophouden in een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
5. dat de veroordeelde tijdens gesprekken met de reclassering openheid geeft over zijn seksuele belevingswereld voor zover dat gericht is op minderjarigen en bespreekt hij hoe seksueel grensoverschrijdend gedrag zal voorkomen.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en tot het begeleiden van de veroordeelde ten behoeve daarvan. Het toezicht van de onder 2 vermelde voorwaarde kan onder andere bestaan uit controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers; de veroordeelde werkt daaraan mee tijdens een huisbezoek; deze controles mogen gedurende de proeftijd van 5 jaren maximaal 5 keer worden uitgevoerd en mogen - voor zover het gedrag bedoeld onder 3 en 4 betreft - slechts op zodanige wijze worden uitgevoerd dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van afbeeldingen (geautomatiseerde controle is derhalve wel toegestaan). Ten behoeve van deze controle mag een deskundige (niet zijnde een opsporingsambtenaar) de reclassering (technische) ondersteuning bieden.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- Computer, inclusief voeding (merk: Acer, kleur: grijs, G1039361);
- Gegevensdrager (merk: Western Digital Elements, kleur: zwart, G1039365).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Bosch, voorzitter,
mr. W. Foppen en mr. M.C. van Linde, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 26 oktober 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1215.
2.Hof Den Haag 9 februari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:193 en