ECLI:NL:GHARL:2021:10025
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging concurrentiebeding in arbeidsovereenkomst en onrechtmatige concurrentie
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om de geldigheid van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst tussen [appellante], een schoonheidsspecialiste, en [geïntimeerde], haar werkgever. [Appellante] was op 1 november 2010 in dienst getreden op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarin een concurrentiebeding was opgenomen. Na afloop van deze overeenkomst bleef [appellante] in dienst zonder dat dit schriftelijk werd vastgelegd. Op 1 juli 2019 zegde zij haar arbeidsovereenkomst op om bij een andere salon, [naam2], te gaan werken, wat leidde tot een conflict over het concurrentiebeding. [Geïntimeerde] sommeerde [appellante] om haar werkzaamheden voor [naam2] te staken, waarna [appellante] een procedure startte om het concurrentiebeding te vernietigen.
De kantonrechter wees de vorderingen van [appellante] af en stelde [geïntimeerde] in het gelijk, wat leidde tot hoger beroep. Het hof oordeelde dat het concurrentiebeding niet meer geldig was, omdat de belangenafweging in het voordeel van [appellante] uitviel. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] geen rechtens te beschermen belang had bij handhaving van het concurrentiebeding, aangezien het enige belang dat [geïntimeerde] had, namelijk het beschermen van haar klanten, al werd gewaarborgd door een relatiebeding. Het hof vernietigde het concurrentiebeding en oordeelde dat [appellante] geen boete verschuldigd was voor overtreding ervan. Tevens werd de vordering van [geïntimeerde] tot schadevergoeding wegens onrechtmatige concurrentie afgewezen, omdat niet was aangetoond dat [appellante] op onrechtmatige wijze haar oude werkgever had benadeeld. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van [appellante] toe.