In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 oktober 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013, waarbij belanghebbende een aanslag opgelegd kreeg en belastingrente berekend werd. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde de Inspecteur tot betaling van immateriële schade aan belanghebbende en vergoeding van griffierecht en proceskosten.
Belanghebbende, die in 2008 zijn onderneming had gestaakt, stelde dat de kosten die hij had gemaakt in 2013 als nagekomen bedrijfslasten aftrekbaar waren. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat er geen sprake meer was van een bron van inkomen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de onderneming in 2008 was gestaakt en dat er sindsdien geen opbrengsten meer waren. Het Hof oordeelde dat de kosten niet aftrekbaar waren, omdat belanghebbende geen administratieplichtige was en er geen causaal verband was tussen de kosten en de gestopte onderneming.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank, behalve de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade, die werd verhoogd naar € 2.500. De Inspecteur werd ook veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 oktober 2021.