Uitspraak
verzoeker in hoger beroep,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. H. Beekelaar te Kwadijk.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Wong van 18 september 2020 (onttrekking);
- een journaalbericht van mr. Beekelaar van 7 oktober 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Beekelaar van 12 oktober 2020 met productie(s).
3.De feiten
- [de minderjarige] , geboren [in] 2016 (hierna: [de minderjarige] ).
- in de oneven weken, waarbij de man de minderjarige zal ophalen en naar de vrouw zal
brengen nader in overleg tussen de ouders af te spreken;
vast te stellen;
- althans een zodanige regeling vast te stellen als de rechtbank juist acht.
- de verzoeken van de man af te wijzen;
- een omgangsregeling vast te stellen tussen [de minderjarige] en de man van eens in de twee weken op
de zaterdag of de zondag van de ochtend tot aan het einde van de middag onder toezicht / in
aanwezigheid van de vrouw.
4.De omvang van het geschil
27 december 2019 te bekrachtigen dan wel het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Daarnaast heeft de vrouw op de zitting van het hof aanvullend verzocht de man te veroordelen in de door de vrouw gemaakte proceskosten.
5.De motivering van de beslissing
27 december 2019, is dat dus te laat. Het hof zal de man daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover het is gericht tegen de beschikking van 6 februari 2019.
27 december 2019 heeft hij naar het oordeel van het hof geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling ervan. Uit de stukken blijkt in dit verband dat de rechtbank op
7 augustus 2020 een nieuwe, uitvoerbaar bij voorraad verklaarde, beschikking met een voorlopige omgangsregeling tussen de man en [de minderjarige] heeft gegeven waarbij de bestreden beschikking van 27 december is gewijzigd en de voorlopige omgangsregeling nader is bepaald op eenmaal per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur die door partijen wordt nagekomen. De bestreden beschikking heeft daarmee zijn werking verloren. Bovendien heeft de vrouw onbetwist toegelicht dat partijen - hangende de procedure bij de rechtbank waarin nog niet definitief is beslist op het punt van de omgangsregeling - een mediationtraject zijn aangegaan onder leiding van drs. [D] . Dat mediationtraject heeft onder meer tot doel om de onderlinge communicatie tussen partijen te verbeteren en om te kijken of het mogelijk is tot onderlinge afspraken te komen over de in geding zijnde omgang tussen de man en [de minderjarige] . Namens de vrouw is daarbij opgemerkt dat op 29 september 2020 een eerste gesprek heeft plaatsgevonden en dat de rechtbank de procedure tot 11 januari 2021 heeft aangehouden in afwachting van de resultaten van het mediationtraject. Bij het mislukken van dat mediationtraject zal de raad voor de kinderbescherming in het kader van die procedure bij de rechtbank worden gevraagd een onderzoek in te stellen. De man heeft deze informatie niet betwist. Gelet op het voorgaande zal het hof de man tevens niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de beschikking van 27 december 2019.
27 december 2019 nog procesbelang had. Het hof zal daarom als gebruikelijk in zaken tussen gewezen echtgenoten de proceskosten aldus compenseren dat ieder de eigen kosten draagt.