ECLI:NL:HR:2008:BD7077

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13407
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige uitbreiding van een omgangsregeling in familierechtelijke context

In deze zaak heeft de moeder, wonende te [woonplaats], op 7 december 2006 een verzoekschrift ingediend bij de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam. Zij verzocht om een ruimere en frequentere omgangsregeling met haar minderjarige dochter, die onder toezicht was gesteld en uithuisgeplaatst. De Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) heeft het verzoek bestreden. De kinderrechter heeft op 21 februari 2007, na behandeling met gesloten deuren, een tussenbeschikking gegeven waarin werd bepaald dat de bezoekregeling voorlopig werd uitgebreid. Dit hield in dat er één keer in de drie weken gedurende anderhalf uur contact zou zijn tussen de moeder en haar dochter op het kantoor van Spirit, met de behandeling pro forma voortgezet in juni 2007 in afwachting van het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming.

BJAA heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 6 september 2007 de beschikking van de kinderrechter heeft vernietigd en het verzoek van de moeder heeft afgewezen. Tegen deze beschikking heeft de moeder cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in het cassatiemiddel niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de moeder verworpen. De beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein (voorzitter), O. de Savornin Lohman, F.B. Bakels, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann op 12 september 2008.

Uitspraak

12 september 2008
Eerste Kamer
07/13407
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
STICHTING BUREAU JEUGDZORG AGGLOMERATIE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en BJAA.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 december 2006 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft de moeder zich gewend tot de kinderrechter en verzocht, kort gezegd, een in tijd ruimere en frequentere alsmede onbegeleide omgangsregeling tussen haar en [de dochter] (de minderjarige dochter van verzoekster die onder toezicht is gesteld en uithuisgeplaatst is) vast te stellen.
BJAA heeft het verzoek bestreden.
De kinderrechter heeft, na behandeling van de zaak met gesloten deuren, bij tussenbeschikking van 21 februari 2007 bepaald dat zolang het onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) loopt, de bezoekregeling voorlopig wordt uitgebreid in die zin dat er één keer in de drie weken gedurende anderhalf uur contact zal zijn tussen de moeder en [de dochter] op het kantoor van Spirit en dat de behandeling pro-forma zal worden voortgezet op een nader te bepalen terechtzitting in juni 2007 in afwachting van het verloop van het onderzoek van de Raad. De kinderrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen deze beschikking heeft BJAA hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Het hof heeft, na behandeling ter terechtzitting, bij beschikking van 6 september 2007 de beschikking waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het inleidend verzoek van de moeder alsnog afgewezen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
BJAA heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 12 september 2008.