Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
24 januari 2018 dat de rechtbank Gelderland, sector kanton en handelsrecht, locatie Arnhem heeft gewezen.
2.Het geding in hoger beroep
3.Het geschil
4.De vaststaande feiten
5.De vordering en de beslissing in eerste aanleg
6.De bezwaren van Booltink en haar vorderingen in hoger beroep
7.De beoordeling van de bezwaren en de gewijzigde vordering
Zij acht deze bovendien onjuist omdat de omvang van de geleden schade in nadeelcompensatiezaken doorgaans wordt vastgesteld aan de hand van de gerealiseerde omzetten en de daaraan gerelateerde brutowinsten. De Provincie acht de eiswijziging ook onvoldoende onderbouwd.
Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999.
Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Milieu 2014.
Zelfs als in een geval als dit de regels van het overeenkomstenrecht niet van toepassing zouden zijn op de wijze waarop de commissie / Provincie het normaal maatschappelijk risico beoordeelt en, zoals de Provincie bepleit, wordt aangesloten bij bestuursrechtelijke leerstukken, dan nog kent het bestuursrecht eveneens gewicht toe aan opgewekt, gerechtvaardigd vertrouwen omtrent de daarbij toe te passen maatstaven (het vertrouwensbeginsel). Dit brengt mee dat door een daartoe bevoegde persoon – in dit geval de Provincie – gewekte, gerechtvaardigde verwachtingen – in dit geval het gebruik van de Regeling ter beoordeling van het nadeelcompensatieverzoek van Booltink – dienen te worden gehonoreerd.
omzet van de werkplaatsover de periode september t/m december 2012 te vergelijken met de omzet van de werkplaats over dezelfde periode in het jaar 2011.
De commissie evenwel ging volgens haar advies (par. 5.2.5) uit van de
totale omzetvan Booltink, omdat het aannemelijk was dat de omzetschade zich in
alle onderdelen van het bedrijfzou hebben voorgedaan. Dit nu was niet in overeenstemming met de feiten, zoals deze althans door (de financieel adviseur van) Booltink worden verstrekt (productie 1 bij memorie van grieven). Juist tegen die aanpak heeft Booltink zich blijkens het advies van de commissie (op pag. 33/4) – zonder gevolg – verzet. Het hof deelt de visie van Booltink dat voor de vaststelling van haar schade dient te worden uitgegaan van een vergelijking van de omzet van de werkplaats in haar onderneming over de periode september t/m december 2012 met de omzet van die werkplaats over dezelfde periode in de jaren 2009, 2010 en 2011 en de daaraan gerelateerde brutowinsten. Booltink is door de wegafsluiting immers juist in die omzet geschaad, terwijl in de genoemde periode van het jaar normaal een hoge omzet wordt gemaakt.