In deze zaak heeft belanghebbende op 23 maart 2018 een verzoek tot middeling ingediend voor de jaren 2011, 2012 en 2013. Na het indienen van het verzoek heeft belanghebbende de Inspecteur in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. De Inspecteur heeft uiteindelijk op 21 november 2018 een beslissing genomen, maar heeft geen dwangsom toegekend. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door de rechtbank Gelderland ongegrond werd verklaard. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2020 is de zaak behandeld, waarbij belanghebbende een nader stuk heeft ingediend. Het geschil draait om de vraag of belanghebbende recht heeft op een dwangsom, aangezien de Inspecteur na ontvangst van de ingebrekestelling binnen de wettelijk gestelde termijn van twee weken heeft beslist. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur terecht geen dwangsom heeft toegekend, omdat de beslissing tijdig is genomen volgens de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De uitspraak van het Hof bevestigt de beslissing van de rechtbank en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 10 november 2020, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.