ECLI:NL:GHARL:2020:9444
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over het gebruik van een achterom en de vraag naar de aanwezigheid van een buurweg
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], die woont aan de [A]. Hij was in eerste aanleg gedaagde in conventie en eiser in reconventie tegen de Wageningen Universiteit (WU), die in eerste aanleg eiseres in conventie en verweerster in reconventie was. De zaak betreft het gebruik van een achterom door [appellant], dat grenst aan het terrein van WU. De rechtbank Gelderland had in een vonnis van 1 augustus 2018 bepaald dat [appellant] zijn achterom niet mocht gebruiken op basis van een recht van erfdienstbaarheid of overpad, en had zijn vordering om te verklaren dat er door verjaring een erfdienstbaarheid was ontstaan afgewezen.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn standpunt gewijzigd en stelt hij nu dat hij recht heeft op het gebruik van zijn achterom omdat er een buurweg is ontstaan. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van een buurweg, omdat er geen gemeenschappelijk gebruik door verschillende buren was. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er geen erfdienstbaarheid was ontstaan door verjaring, en het hof heeft dit oordeel bevestigd. Het hof heeft de vordering van [appellant] in hoger beroep afgewezen en het bestreden vonnis bekrachtigd.
Daarnaast is [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van WU zijn vastgesteld op € 726 voor griffierecht en € 2.148 voor salaris advocaat. Het hof heeft ook wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en de nakosten begroot op € 157, met een verhoging in geval van niet-voldoening binnen de gestelde termijn. Het arrest is uitgesproken op 17 november 2020.