Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
In uw mailbericht van 25 mei 2020 verzoekt u om uitstel van een mondelinge behandeling in de zaak van de heer [X] , omdat belanghebbende in Oostenrijk verblijft en niet naar Nederland kan reizen. Graag verzoeken we u uw stelling te onderbouwen, dat belanghebbende niet naar Nederland kan reizen. Uit de informatie die het Hof ter beschikking staat, volgt dat er geen belemmering is voor het vertrek uit Oostenrijk (https://www.bmi.gv.at/news.aspx?id=314A5A707A4547684D55733D) . Evenmin is er een beperking voor het reizen door Duitsland (https://www.bundespolizei.de/Web/DE/04Aktuelles/01Meldungen/2020/03/200317_faq.html;jsessionid=C7C20D1F0B93CAF645179C0FB0190B4F.2_cid289?nn=5931604#doc13824392bodyText2). Daarnaast verzoekt het Hof u aan te geven, waarom belanghebbende niet middels een Skype for business-verbinding bij de zitting aanwezig kan zijn.”.
Naar aanleiding van uw schrijven d.d. 25 mei 2020 in bovengenoemde zaken, bericht ik u als volgt. U geeft onder verwijzing naar een tweetal verwijzingen naar websites (die ik helaas niet kon benaderen) van het (Oostenrijkse) Bundes Ministerium für Inneres aan, dat er geen belemmeringen bestaan voor vertrek uit Oostenrijk en dat er geen beperking is voor het reizen door Duitsland. Cliënt geeft echter aan dat het tot op heden niet mogelijk is om Oostenrijk uit te reizen en door Duitsland te reizen. Afgezien van algemene bekendheid bij cliënt met deze feiten, kunnen deze maatregelen teruggevonden worden op de volgende websites. Uit deze websites blijkt dat uitreizen vanuit Oostenrijk naar Duitsland pas vanaf 15 juni 2020 aanstaande mogelijk zal zijn:
In reactie op uw e-mailbericht van vandaag laat het Hof u weten dat de mondelinge behandeling doorgang zal vinden op 2 juni 2020, in digitale vorm. Uw verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling en om het houden van een fysieke zitting honoreert het Hof niet. Voor de bijzonderheden van de digitale zitting verwijst het Hof naar de uitnodigingsbrief van 6 mei 2020.”.
2.De vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele organisatie. Het bewijs van het (dubbele) opzet van de verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie, als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit de bewijsmiddelen en uit hetgeen hiervoor over de rol en het handelen van de verdachte is overwogen.
Naar aanleiding van eerdere verzoeken van de verdediging, onder meer gedaan tijdens de regiezitting in deze zaak, heeft het openbaar ministerie gedurende de procedure in hoger beroep doen onderzoeken of en zo ja, welke administratie van de verdachte in beslag was genomen en nog niet was teruggegeven. Op de zitting van 22 september 2011 heeft het openbaar ministerie laten weten, zich baserend op een proces-verbaal van teruggave, zich op het standpunt te stellen dat al deze administratie is teruggegeven. Hierna hebben, zo blijkt uit correspondentie, nog nadere contacten tussen de raadsman en het openbaar ministerie op dit punt plaatsgevonden, waaruit volgt dat de raadsman kennelijk niet de beschikking had over het uitgebreide financieel dossier dat in deze zaak is gevoegd (hoewel het openbaar ministerie op dat punt van mening is dat dit in elk geval wel in de eerste aanleg in digitale vorm op CD ROM is verstrekt) en is dat tijdig voor de verdere inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 13 april 2012 alsnog in kopie verstrekt. Het standpunt dat alle administratie is teruggegeven heeft het openbaar ministerie bij repliek herhaald.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).