Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant],
[geïntimeerde],,
1.Het geding bij de voorzieningenrechter
2.Het geding in hoger beroep
3.Waar gaat dit geding over?
4.De feiten
gebruikte daarnaast ook de overige ruimte in de voormalige schuur/stal. Zij heeft toegang tot haar woonruimte via de voordeur van het perceel 2A en de binnenruimte van de voormalige schuur/stal.
veroordeelt [geïntimeerde] binnen één week na de betekening van deze uitspraak om te gedogen dat [appellant] en door hem ingeschakelde derden het zogenaamde bedrijfsruimtegedeelte van het perceel [a-straat] 2A te [A] betreden, waarin begrepen het terras grenzend aan die bedrijfsruimte dat via openslaande deuren in die ruimte is te betreden, en daarin ongehinderd werkzaamheden kunnen verhinderen, onder de voorwaarden dat:
a) [appellant] ten spoedigste, doch uiterlijk binnen drie maanden na deze uitspraak zal zorgdragen voor het aanbrengen van een voordeur die direct toegang tot de bedrijfsruimte verschaft:
b) [appellant] ten spoedigste, doch uiterlijk binnen drie maanden na deze uitspraak zal zorgdragen voor het aanbrengen van een volledige en dichte afscheidingswand tussen het bedrijfsruimtegedeelte en het woongedeelte van [geïntimeerde] ;
(…)
heeft daarna de sleutels van de in de uitspraak bedoelde terrasdeuren aan [appellant] overhandigd
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
verbeuren dwangsommen een maximum van € 40.000,00;
6.De vordering in hoger beroep
7.7. De motivering van de beslissing in hoger beroep
grieven 1 en 10);
b) voert [geïntimeerde] ten onrechte aan dat er naast het bedrijfsruimtegedeelte ook nog een schuurgedeelte bestaat, waarvan het gebruik door haar als opslagruimte buiten het bereik valt van de veroordeling tot ontruiming (
grieven 2, 3, 4, 5, (gedeeltelijk) 6);
c) had [geïntimeerde] ook de sleutels van de voordeur moeten overhandigen en heeft zij behalve de “schuurruimte” ook de overige ruimte niet ontruimd, onder andere door daarin nog een modem te hebben (
grief 6);
d) is de beslissing van de voorzieningenrechter te ruim geformuleerd, in die zin dat daardoor een duurzame verplichting van [geïntimeerde] geheel buiten werking wordt gesteld (
grief 7);
e) is de dwangsom op een te hoog bedrag gesteld (
grief 8);
f) is [appellant] ten onrechte in de proceskosten veroordeeld (
grief 9)?
b) dat [appellant] een afscheiding dient aan te brengen tussen de bedrijfsruimte en de woonruimte van [geïntimeerde] , waarbij de voorzieningenrechter aanneemt dat het de muur betreft die inmiddels ook is opgetrokken.
Omdat de veroordeling alleen de bedrijfsruimte betreft, behoefde [geïntimeerde] niet ook het schuurgedeelte te ontruimen.
bij aanvang een kale ruimte. Zij heeft er muren geplaatst en de ruimte ingedeeld. Verder heeft [geïntimeerde] gesteld dat zij plannen heeft om in deze ruimte een bedrijf te starten. (..)
8.De slotsom
zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [appellant] van alles wat [appellant] ter uitvoering van het vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald.